Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-06-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:142

Zaaknummer

16-957

Inhoudsindicatie

De raad oordeelt het verzet tegen de voorzittersbeslissing over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat van klager ongegrond. Niet komen vast te staan dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk is gegaan of onbereikbaar was.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 juni 2017

in de zaak 16-957

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 november 2016 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 21 januari 2016, aangevuld bij brieven van 5 april 2016, 14 april 2016, 13 mei 2016, een ongedateerde brief door de deken ontvangen op 3 juni 2016 en brieven van 23 juni 2016 en 11 augustus 2016, heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 13 oktober 2016, met kenmerk K 16/11, door de raad ontvangen op 14 oktober 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 30 november 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 november 2016 is verzonden aan klager en verweerder.

1.4    Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 20 december 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het ongedateerde verzetschrift van klager, door de raad ontvangen op 20 december 2016. Tevens heeft de raad kennis genomen van de brief van 13 april 2017, die op 14 april 2017 bij de raad is ontvangen, alsmede van de brief van klager met bijlagen van 16 april 2017, die op 18 april 2017 bij de raad is binnengekomen.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Verweerder heeft met zijn medisch adviseurs twee deskundigen gekozen. De eerste deskundige bleek een racistische arts te zijn die ook niet onafhankelijk was. Als tweede deskundige heeft verweerder gekozen voor een door de verzekeringsmaatschappij van de wederpartij voorgestelde deskundige. Die deskundige was evenmin onafhankelijk, terwijl verweerder bovendien jarenlang voor verzekeringsmaatschappijen heeft gewerkt, mogelijk ook voor die verzekeraar. Zodoende heeft verweerder onder een hoedje gespeeld met de wederpartij en de belangen van klager daaraan volledig ondergeschikt gemaakt. Dit alles blijkt volgens klager al daaruit dat duidelijk sprake was van een beroepsfout door zijn behandelend arts, wat door de deskundigen van verweerder niet is onderkend.

3.2    Verweerder heeft de zaak van klager onnodig zes jaar gerekt en was bovendien door zijn vele vakanties vaak onbereikbaar voor klager.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Voor zover klager in het kader van het ontbreken van voortvarendheid van handelen van verweerder bedoelde te zeggen dat verweerder vaak onbereikbaar was, is dat verwijt tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder ter zitting, niet komen vast te staan.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, G.R.M. van den Assum, leden, en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2017.

 

 

griffier                                    voorzitter

 

Verzonden d.d. 12 juni 2017