Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-08-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2017:162
Zaaknummer
16-1076
Inhoudsindicatie
Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij gegrond. Verweerder heeft zonder instemming van klager geciteerd uit schikkingsonderhandelingen en daarmee gehandeld in strijd met Gedragsregel 13. Door daarnaast ter zitting te verwijzen naar confraternele e-mailcorrespondentie heeft verweerder gehandeld in strijd met Gedragsregel 12. Het inwinnen van advies van de deken (lid 2) ziet op het daadwerkelijk ontvangen van dat advies en niet op het enkel verzoeken daarvan. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 21 augustus 2017
in de zaak 16-1076
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 19 maart 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 16 november 2016 met kenmerk K 15/29, door de raad ontvangen op 18 november 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 april 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder, de laatste bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. [R.]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Klager heeft vanaf eind 2014 (web)winkel [Q.] B.V. (hierna: [Q].) bijgestaan in een geschil over een inbreuk op haar auteursrecht door [D.] (hierna: [D.]). Verweerder heeft vanaf januari 2015 [D.] als advocaat bijgestaan.
2.2 Tussen klager en verweerder hebben nadien schikkingsonderhandelingen plaatsgevonden, onder meer via e-mail.
2.3 Op enig moment heeft klager namens [Q.] [D.] in kort geding gedagvaard. De kortgedingzitting was bepaald op 11 maart 2015.
2.4 Per e-mailbericht van 9 maart 2015 heeft verweerder aan klager gemeld zich ter zitting te zullen beroepen op de tussen hen gevoerde correspondentie. Verweerder heeft klager in de gelegenheid gesteld om zijn visie op dit voornemen kenbaar te maken. Per e-mailbericht van dezelfde datum heeft verweerder zijn conceptpleitnota toegezonden aan het secretariaat van de deken en gemeld:
“Omdat ik bang ben in tijdnood te komen voor overleg met de Deken mocht [klager] niet reageren of bezwaar maken leg ik dit nu reeds voor i.v.m. overleg. […]
Graag hoor ik even wat de Deken vindt.”
2.5 Klager heeft vóór de kortgedingzitting aan verweerder gemeld niet akkoord te gaan met het doen van mededelingen over de (inhoud van de) tussen hen gevoerde correspondentie.
2.6 Verweerder heeft geen reactie van de deken ontvangen.
2.7 Op 11 maart 2015 heeft de kortgedingzitting plaatsgevonden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder in zijn pleitnota en ter zitting heeft geciteerd uit schikkingsonderhandelingen tussen klager en verweerder als advocaten;
b) verweerder ter zitting tevens inhoudelijk heeft verwezen naar een confraternele e-mailwisseling tussen klager en verweerder.
3.2 Klager heeft ten aanzien van beide gedragingen verweerder geen toestemming gegeven. Wat klachtonderdeel b betreft heeft verweerder niet vóór de zitting het advies van de deken ingewonnen zoals is voorgeschreven.
4 VERWEER
4.1 Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Het belang van [D.], namelijk dat [Q.] geen spoedeisend belang (meer) had bij de in kort geding gevraagde voorziening, bracht mee dat het nodig was om de voorgeschiedenis te schetsen door te refereren aan de gevoerde confraternele correspondentie. Verweerder heeft de deken voorafgaand aan de zitting om advies gevraagd.
4.2 Verweerder heeft erkend ter zitting uit de door klager verzonden e-mail van 29 januari 2015 te hebben geciteerd. Aanleiding daarvoor was dat klager ter zitting heeft betwist dat [Q.] akkoord was met de door [D.] reeds betaalde vergoeding van € 600,-. [Q.] was hiermee wel akkoord. Het is in overeenstemming met artikel 21 Wetboek van Rechtsvordering om de rechter naar waarheid voor te lichten. Verweerder heeft dit gedocumenteerd gedaan door te citeren uit de genoemde e-mail. Uit het kortgedingvonnis blijkt niet dat deze informatie van wezenlijke invloed is geweest op de beslissing van de rechter.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel a
5.1 Vaststaat dat verweerder zich ter zitting (aan de hand van zijn pleitnota) heeft uitgelaten over schikkingsonderhandelingen, zoals klager heeft gesteld en verweerder heeft erkend. Gedragsregel 13 bepaalt dat de advocaat over tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen niets aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen mag mededelen, zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Deze toestemming heeft klager verweerder expliciet onthouden, hetgeen verweerder niet heeft betwist.
5.2 Nu de toestemming van klager ontbrak, stond het verweerder niet vrij om de rechter te informeren zoals hij heeft gedaan. Van een verschoonbare overtreding kan geen sprake zijn, ook niet omdat het belang van de cliënte van verweerder dat zou vorderen zoals hij heeft gesteld. Dat verweerder zich voorafgaand aan de zitting tot de (secretaris van de) deken heeft gewend voor advies, maakt dit oordeel niet anders. Gedragsregel 13 verlangt niet het advies van de deken. Enkel de toestemming van de andere advocaat is doorslaggevend, overigens anders dan bij confraternele correspondentie in het algemeen waarop Gedragsregel 12 betrekking heeft, en waarop verweerder zich kennelijk nog heeft beroepen, maar ten onrechte nu voor het informeren over schikkingsonderhandelingen uitsluitend Gedragsregel 13 toepassing vindt.
Klachtonderdeel b
5.3 Eveneens staat vast dat verweerder in rechte een beroep heeft gedaan op mededelingen uit een e-mail van klager aan verweerder. Dit betreft confraternele correspondentie waarop Gedragsregel 12 van toepassing is. Hierover heeft voorafgaand overleg tussen klager en verweerder plaatsgevonden, zoals genoemde gedragsregel voorschrijft, maar dit overleg heeft niet tot een oplossing geleid. Bij gebreke van een oplossing had ingevolge Gedragsregel 12 lid 2 eerst het advies daarover van de deken moeten worden verkregen. Dit inwinnen ziet, gelet op de strekking van die regel, op het daadwerkelijk ontvangen van dat advies, niet op het enkel verzoeken daarvan. Verweerder stelt dat hem niet kan worden tegengeworpen dat de deken, ondanks het daarop gerichte verzoek, dit advies nog niet aan hem had gegeven. Dit disculpeert hem echter niet. Daarbij geldt dat verweerder gelet op de spoedeisendheid van zijn verzoek, de deken hierover ook telefonisch had kunnen benaderen om, zo mogelijk, een direct advies hierover te verkrijgen. Verweerder heeft dit niet gedaan. De raad oordeelt klachtonderdeel b eveneens gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad acht de maatregel van waarschuwing passend en geraden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. H. Dulack, C.W.J. Okkerse, B.E.J.M. Tomlow en A.M.T. Weersink, leden, en bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 augustus 2017.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 21 augustus 2017