Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:175
Zaaknummer
17-116/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Onvoldoende gewezen op lopende verjaringstermijn en onvoldoende ingespannen om adresgegevens van klagers wederpartij te achterhalen, met als gevolg dat vordering reeds was verjaard op moment van dagvaarding. Communicatieproblemen niet enkel aan verweerder te wijten. Deels gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 2 oktober 2017
in de zaak 17-116/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 13 februari 2017 met kenmerk K16-100, door de raad ontvangen op 14 februari 2017 heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 mei 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De mondelinge behandeling is geschorst zodat partijen overleg konden voeren over het tot stand brengen van een minnelijke regeling. Partijen hebben de raad bericht dat een minnelijke regeling niet tot stand is gekomen. De behandeling is gesloten en de griffier van de raad heeft bij brief d.d. 22 augustus 2017 aan partijen medegedeeld dat op 2 oktober 2017 een beslissing wordt gegeven.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken met bijlagen d.d. 13 februari 2017;
- het nagekomen e-mailbericht met bijlagen van klager d.d. 26 juni 2017;
- het nagekomen faxbericht van verweerder d.d. 6 juli 2017;
- het nagekomen faxbericht met bijlagen van verweerder d.d. 7 juli 2017;
- de nagekomen brief met bijlage van verweerder d.d. 11 augustus 2017;
- het nagekomen e-mailbericht met bijlagen van klager d.d. 14 augustus 2017;
- het nagekomen e-mailbericht met bijlagen van klager d.d. 15 augustus 2017.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 In april 2008 heeft klager via Marktplaats een auto gekocht van de heer S (hierna: “S”). Op 21 augustus 2008 heeft klager ontdekt dat de auto van diefstal afkomstig was, naar aanleiding waarvan hij zich tot de politie heeft gewend, die de auto op 22 augustus 2008 in beslag heeft genomen. Op 28 november 2008 heeft klager jegens S aangifte gedaan van oplichting.
2.2 Na verhoor van S heeft de officier van justitie aan S medegedeeld dat hij niet verder zal worden vervolgd vanwege onvoldoende wettig bewijs. Klager heeft zich tot een advocaat gewend die namens klager een artikel 12 Sv-procedure aanhangig heeft gemaakt. Klagers toenmalige advocaat heeft op 6 april 2011 het strafdossier ontvangen met daarin de adresgegevens van S. Klager is in de artikel 12 Sv-procedure in het ongelijk gesteld.
2.3 In augustus 2011 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek om namens klager in een civiele procedure de koopsom terug te vorderen van S. In september 2011 heeft klager van verweerder een concept-dagvaarding ontvangen.
2.4 Op 28 augustus 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over de voortgang en de communicatie. Bij brief d.d. 3 oktober 2013 heeft verweerder de deken bericht dat veel tijd was gaan zitten in het opsporen van de wederpartij, hetgeen zonder resultaat was gebleven en dat de openbare betekening die verweerder uiteindelijk wilde laten plaatsvinden abusievelijk niet heeft plaatsgevonden, waarvoor verweerder aan klager zijn excuses heeft aangeboden.
2.5 Verweerder heeft de behandeling van de zaak vervolgens voortgezet. In november en december 2013 heeft verweerder zich ingespannen om de adresgegevens van S te achterhalen. Op 6 februari 2014 heeft verweerder van de voormalige advocaat van klager het proces-verbaal ontvangen dat de politie op 7 juni 2010 had opgemaakt. In het proces-verbaal stonden de adresgegevens van S vermeld.
2.6 Op 21 februari 2014 heeft verweerder S gesommeerd tot terugbetaling van de koopsom. Voorts heeft verweerder de adresgegevens geverifieerd bij de gemeentelijke basisadministratie, waarna hij op 19 maart 2014 een GBA-uittreksel heeft ontvangen. Verweerder heeft op 28 mei 2014 een dagvaarding doen uitbrengen. Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, d.d. 31 oktober 2014 zijn de vorderingen van klager afgewezen omdat deze naar het oordeel van de kantonrechter waren verjaard.
2.7 Verweerder heeft namens klager appel ingesteld en vernietiging van het vonnis van de kantonrechter gevorderd, alsook toewijzing van zijn inleidende vorderingen, met veroordeling van S in de kosten.
2.8 Bij arrest d.d. 2 februari 2016 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en klager veroordeeld in de proceskosten. In r.o. 3.8 overwoog het gerechtshof als volgt:
“Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de vordering (wat daar verder ook van zij) is verjaard omdat [klager] – indien hij in augustus 2008 niet meer zou beschikken over de gegevens van [S] – die gegevens, gelet op de gegevens waarover hij wel beschikte, dan wel beschikt had, door eenvoudig onderzoek zou kunnen verkrijgen. Zo heeft [klager] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat hij aan de hand van het telefoonnummer (dat hij eventueel had kunnen verkrijgen via zijn telefoonprovider, die immers desgevraagd een overzicht had kunnen verstrekken van op of rond 1 april 2008 door hem gebelde nummers) contact had kunnen leggen met [S] en hem om nadere gegevens had kunnen vragen. Gesteld noch gebleken is immers dat [S] na augustus 2008 geen gebruik meer maakte van dat telefoonnummer. Dat [klager] of zijn (toenmalige) advocaat tevergeefs een dergelijk of ander (adequaat) onderzoek heeft gedaan, is niet gebleken. Daarbij komt dat uit de eigen stellingen van [klager] volgt dat zijn voormalig advocaat reeds in april 2011 beschikte over de benodigde naw-gegevens.”
2.9 Op 19 juli 2016 heeft klager bij de deken een klacht jegens verweerder ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. klagers vordering door verweerders toedoen is verjaard;
2. verweerder niet heeft gereageerd op klagers verzoeken om contact na het arrest van het gerechtshof d.d. 2 februari 2016.
4 VERWEER
4.1 Toen klager zich tot verweerder wendde voor rechtsbijstand beschikte klager niet over de adresgegevens van S, omdat hij de auto via Marktplaats had gekocht. Klager wist enkel dat S in Rotterdam woonde. Verweerder heeft een GBA-uittreksel opgevraagd, maar dat kon niet worden afgegeven. Er is toen voor gekozen om openbaar te betekenen en verweerder heeft de dagvaarding naar de deurwaarder gestuurd, maar de dagvaarding heeft de deurwaarder kennelijk niet bereikt. Verweerder verkeerde in de veronderstelling dat de dagvaarding wel was uitgebracht en heeft dat ook aan klager laten weten. Pas in augustus 2013 bleek dat er geen betekening had plaatsgevonden. Bij brief d.d. 3 oktober 2013 aan de deken erkent verweerder dat het aan zijn schuld is te wijten dat er vertraging is ontstaan.
4.2 In goed overleg met verweerder heeft klager ervoor gekozen om de dagvaarding opnieuw door verweerder te laten uitbrengen. Verweerder heeft de dagvaarding daags voor zijn vakantie toegestuurd aan de deurwaarder met het verzoek deze te betekenen. Na zijn vakantie vernam verweerder dat de dagvaarding niet was betekend, omdat de gegevens van S niet compleet waren.
4.3 Verweerder heeft in november en december 2013 op diverse manieren getracht de gegevens te achterhalen. Verweerder heeft eerst het gerechtshof benaderd omdat klager daar een artikel 12 Sv-procedure had gevoerd. Klager had aan verweerder verteld dat hij in die procedure niet was bijgestaan door een advocaat, maar blijkens de reactie van het gerechtshof was klager wel degelijk bijgestaan. Verweerder heeft zich vervolgens gewend tot klagers voormalig advocaat.
4.4 Op 6 februari 2014 heeft verweerder van klagers voormalig advocaat de benodigde gegevens ontvangen. De gegevens stonden vermeld in het proces-verbaal van de politie d.d. 7 juni 2010. Klager had al die tijd de beschikking gehad over het proces-verbaal, maar heeft het proces-verbaal niet aan verweerder verstrekt. Verweerder heeft de gegevens op 21 februari 2014 geverifieerd bij de gemeentelijke basisadministratie. Nadat het GBA-uittreksel op 19 maart 2014 aan verweerder was verstrekt heeft hij op 28 mei 2014 de dagvaarding doen uitbrengen.
4.5 Klagers vordering is niet door verweerders toedoen verjaard. Klager heeft verweerder niet alle informatie verstrekt die had kunnen helpen bij het achterhalen van de adresgegevens van S.
4.6 Verweerder is in verband met zijn praktijk regelmatig buiten kantoor. Verweerder probeert altijd terug te bellen, maar omdat klager een fulltime baan heeft is hij ook niet altijd goed bereikbaar. De communicatie was niet dermate gebrekkig dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.
5.2 Gedragsregel 8 bepaalt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.
5.3 Klachtonderdeel 1
De raad is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat de wijze waarop verweerder klagers zaak heeft behandeld niet voldoet aan de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij klager niet schriftelijk op de lopende verjaringstermijn heeft gewezen. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met gedragsregel 8.
5.4 Voorts heeft verweerder bij de behandeling van klagers zaak onvoldoende voortvarendheid betracht. Bij brief d.d. 3 oktober 2013 aan de deken alsook ter zitting van de raad heeft verweerder ook erkend dat het aan zijn schuld is te wijten dat er vertraging is ontstaan. De raad is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is gebleken dat verweerder zich voldoende heeft ingespannen om de adresgegevens van S te achterhalen. Het gebrek aan inspanning zijdens verweerder heeft er toe geleid dat de adresgegevens van S hem eerst in februari 2014 bekend zijn geworden, waarna verweerder is overgegaan tot dagvaarding, maar toen bleek de vordering reeds verjaard. Klager heeft verweerder weliswaar niet alle bij klager aanwezige informatie, aangaande de artikel 12 Sv-procedure waarin hij door een andere advocaat was bijgestaan, verstrekt, maar dit maakt het oordeel van de raad niet anders. Klachtonderdeel 1 is derhalve gegrond.
5.5 Klachtonderdeel 2
De raad stelt op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vast dat door wederzijdse drukte het na het arrest van 2 februari 2016 niet is gelukt om direct met elkaar in contact te komen. De communicatieproblemen zijn naar het oordeel van de raad niet alleen aan verweerder te wijten. De raad is van oordeel dat verweerder op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De wijze waarop verweerder klagers zaak heeft behandeld heeft niet voldaan aan de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Hiervan kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht deels gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag € 50,-- aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,-- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;
- verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,-- heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft moeten maken, vastgesteld op € 50,-- binnen 4 weken aan deze te voldoen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,-- binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 oktober 2017.
Griffier Voorzitter
Mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 3 oktober 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl