Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-10-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:178

Zaaknummer

17-065/DB/OB

Inhoudsindicatie

Klacht betreffende de advocaat van de wederpartij. Het stond verweerster vrij om in opdracht van haar cliënte een kort geding jegens klager te voeren. Het lag op de weg van (de belangenbehartigers van) klager om tijdig en volledig aan de vorderingen van de cliënte van verweerster te voldoen, dan wel zich hiertegen in rechte te verweren.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 9 oktober 2017

in de zaak 17- 065/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 9 februari 2017:

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 15 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 24 januari 2017 met kenmerk 48/16/085K  , door de raad ontvangen op 25 januari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 9 februari 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht               kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 februari 2017 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 10 maart 2017, door de raad ontvangen op 13 maart 2017,   heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klagers sub 2 en 3 in de klachtprocedure hebben geen verzet tegen voormelde beslissing ingesteld.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 augustus 2017              in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 10 maart 2017 en de volgende correspondentie:

-       brief van de heer J (klager sub 3 in de klachtprocedure) van 8 maart 2017, met bijlage;

-       brief van klager dd. 14 maart 2017, met bijlagen;

-       brief van klager dd. 27 maart 2017.

 

1.7       Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

2          VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

Klager kan zich niet verenigen met de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft onvoldoende rekening gehouden met de fysieke situatie van klager in de periode van maart – augustus 2015.

 

3          BEOORDELING

3.1      De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht terecht als uitgangspunt genomen dat bij de beoordeling van klacht van de wederpartij als uitgangspunt geldt dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn/haar cliënt te behartigen op een wijze die hem/haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad.

3.2      Verweerster diende de belangen van haar cliënte te behartigen. De inhoud van de dagvaarding en de daarin gestelde vordering was bij (de bewindvoerders van) klager bekend. Het stond verweerster vrij om in opdracht van haar cliënte een kort geding tegen klager te voeren. Het lag op de weg van (de belangenbehartigers van) klager om tijdig en volledig aan de vorderingen van de cliënte van verweerster te voldoen, dan wel zich hiertegen in rechte te verweren. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

3.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en S.A.R. Lely , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2017.

 

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2017

 

verzonden aan:

-           klagers

-           de gemachtigde van verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

 

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.