Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-10-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:177

Zaaknummer

17-187 DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat advocaat zich onvoldoende voor zijn cliënt heeft ingespannen. Advocaat heeft zijn cliënte herhaaldelijk voorgehouden dat de verleende toevoeging na verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap kon worden ingetrokken. Toezending van de declaratie bij afwikkeling van de zaak, maar nog voordat de toevoeging definitief is ingetrokken is niet wenselijk, maar onder vermelde omstandigheden niet dusdanig verwijtbaar dat dit de advocaat tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond. 

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  9 oktober 2017

in de zaak 17-187/DB/ZWB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klaagster

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 25 juni 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 28 februari 2017 met kenmerk K16-082 , door de raad ontvangen op 2 maart 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 augustus 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 28 februari 2017, met bijlagen

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder heeft klaagster in de periode augustus 2015 – april 2016 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. De Raad voor Rechtsbijstand heeft voor de kosten van de rechtsbijstand door verweerder bij beslissing van 12 mei 2015 een toevoeging aan klaagster verleend, met een eigen bijdrage van € 340,-.

2.2      Verweerder heeft op 5 juni 2015 namens klaagster een verzoek tot echtscheiding met nevenvorderingen bij de rechtbank ingediend.

2.3      Bij beschikking van 13 januari 2016 is de echtscheiding tussen klaagster en haar ex-echtgenoot uitgesproken. Verweerder heeft bij brief van 14 januari 2016 een kopie van deze beschikking aan klaagster toegezonden. Verweerder heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep. Hij schreef er gezien het resultaat van de procedure van uit te gaan dat zij van het rechtsmiddel wenste af te zien, maar dat als zij toch in hoger beroep wilde gaan hij dat graag binnen 14 dagen vernam.

2.4      Verweerder heeft bij brief dd. 21 april 2016 aan klaagster bericht het procesdossier op verzoek van haar opvolgend advocaat, aan deze te zullen toesturen. Verweerder gaf voorts te kennen dat de Raad voor Rechtsbijstand de aan klaagster verstrekte toevoeging zou intrekken omdat in het kader van de verdeling van de gemeenschappelijke zaken een aanzienlijk bedrag aan klaagster zou toekomen, welk bedrag het door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde drempelbedrag zou overschrijden. Verweerder schreef de Raad voor Rechtsbijstand te hebben bericht dat de zaak door een andere advocaat was overgenomen en dat deze klaagster op betalende basis zou gaan bijstaan. Verweerder heeft klaagster bij voormelde brief een factuur voor zijn werkzaamheden ad € 6.992,52 verzonden. Verweerder heeft klaagster voorgesteld het bedrag in drie termijnen te voldoen.

2.5      De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing dd. 22 september 2016 de eerder aan klaagster in de echtscheidingsprocedure verleende toevoeging ingetrokken.

 

 

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder niet partijdig genoeg was;

2.    verweerder klaagster onheus heeft bejegend;

3.    verweerder s lordig is omgegaan met gegevens van klaagster;

4.    verweerder een declaratie aan klaagster heeft toegestuurd terwijl aan klaagster een toevoeging was verleend;

5.    de declaratie van verweerder te hoog was.

 

Klaagster heeft ter toelichting het volgende naar voren gebracht:

3.2       Verweerder werkte tijdens de echtscheidingsprocedure vooral samen met de ex-echtgenoot van klaagster en zijn advocaat. Verweerder heeft regelmatig afspraken met de wederpartij gemaakt zonder klaagster daarin te betrekken. Klaagster werd regelmatig voor het blok gezet. Zo heeft verweerder haar geadviseerd ermee in te stemmen dat haar ex-echtgenoot de hypotheek moest betalen in plaats van kinderalimentatie. In de beschikking staat dat de procedure omtrent de alimentatie pas na de verkoop van de woning wordt gestart, waardoor de kosten voor klaagster oplopen. In de beschikking staat voorts dat klaagster afzag van haar recht op partneralimentatie, terwijl dit niet het geval is.

3.3       De ex-echtgenoot van klaagster heeft het kindgebonden budget over 2015 ontvangen en behouden. Verweerder heeft hiertegen niets ondernomen.

3.4       Verweerder heeft klaagster gedwongen aanvraagformulieren betreffende de afkoop van aan de hypotheek gekoppelde polissen en levensverzekeringen  en de akte van berusting te ondertekenen.

3.5       Verweerder heeft klaagster weerhouden om aangifte te doen van diefstal van haar sierraden door haar ex-echtgenoot.

3.6       Verweerder heeft nagelaten de verkoop van een chalet door de ex-echtgenoot van klaagster in de verdeling te betrekken.

3.7       Verweerder heeft emailcorrespondentie naar het gezamenlijke emailadres van klaagster en haar ex-echtgenoot verzonden, terwijl zij had gevraagd deze naar haar privé emailadres te sturen.

3.8       Verweerder is de originele factuur dd. 4 maart 2015 inzake het van recreatiepark X retour te ontvangen staangeld kwijt geraakt en heeft een onvolledig dossier naar de opvolgend advocaat doorgezonden.

3.9       Verweerder heeft zich tijdens telefoongesprekken neerbuigend jegens klaagster uitgelaten.

3.10    Verweerder heeft zijn werkzaamheden bij brief dd. 21 april 2016 bij klaagster in rekening gebracht, terwijl de toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand nog niet was ingetrokken. Verweerder heeft bovendien een veel te hoog bedrag in rekening gebracht. Verweerder heeft zijn werkzaamheden erg vaag omschreven. Er is geen sprake van een specificatie. Verweerder had klaagster eerder op de hoogte moeten brengen van de hoge kosten, waardoor klaagster bepaalde (simpele) werkzaamheden zelf had kunnen verrichten waardoor kosten bespaard waren.  

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft enkel de belangen van klaagster gediend en niet samengewerkt met de ex-echtgenoot van klaagster. Verweerder heeft steeds op verzoek van klaagster (met spoed) proceshandelingen verricht en sommaties aan de wederpartij verzonden. De afspraken met de wederpartij zijn steeds tijdens het viergesprek met goedvinden van klaagster gemaakt.

4.2      Verweerder heeft klaagster uitgelegd dat de rechter in een echtscheidingsprocedure niet kan oordelen over vorderingen die klaagster meent te hebben op haar ex-echtgenoot die zijn gevallen na de datum waarop het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank is ingediend. Reden waarom het feit dat de ex-echtgenoot van klaagster het kindgebonden budget over 2015 behouden zou hebben niet in de echtscheidingsprocedure kon worden betrokken.  Daarnaast is hierover uitvoering tijdens een viergesprek op kantoor van de advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster gesproken.

4.3      Tijdens het viergesprek is overeengekomen dat de aan de hypotheek gekoppelde polissen en de levensverzekering zouden worden afgekocht en bij helfte verdeeld. Voor de afkoop hiervan dienden aanvraagformulieren te worden ondertekend, die verweerder aan klaagster heeft verstrekt met de mededeling dat deze dienden te worden ondertekend en ingediend bij de betreffende instanties. Er was geen sprake van gedwongen ondertekening.

4.4      Verweerder heeft de beschikking van de rechtbank van 13 januari 2016 bij standaardbrief dd. 14 januari 2016 aan klaagster toegezonden en heeft haar bovendien gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep.

4.5      Verweerder heeft klaagster afgeraden aangifte van diefstal te doen, aangezien de Politie deze aangifte niet in  behandeling zou nemen. De sierraden vielen immers in de huwelijksgoederengemeenschap en dienden in het kader van de verdeling daarvan te worden verdeeld.

4.6      Verweerder is de brief betreffende het staangeld van een chalet dd. 4 maart 2015 niet kwijtgeraakt. Hij beschikt nog steeds over deze brief.

4.7      De ex-echtgenoot heeft steeds ontkend brieven uit de echtelijke woning te hebben meegenomen. Er was geen hard bewijs voorhanden dat dit wel zo was.

4.8      Verweerder heeft in het namens klaagster ingediende verzoek tot echtscheiding tevens een verzoek gedaan tot bepaling van een door de ex-echtgenoot aan klaagster te betalen partneralimentatie. Het verzoek is ter zitting van de rechtbank ook behandeld. Gelet op haar eigen inkomsten heeft klaagster ter zitting erkend geen behoefte aan partneralimentatie te hebben. Klaagster heeft haar verzoek om partneralimentatie daarom ter zitting ingetrokken . Verweerder heeft in voormelde verzoek onder punt 15 de waarde van de twee chalets meegenomen in de door klaagster verzochte verdeling.

4.9      Klaagster heeft verweerder er nooit op gewezen dat er sprake was van twee emailadressen.

4.10    Verweerder heeft alle processtukken aan de opvolgende advocaat toegezonden.

4.11    Verweerder heeft klaagster nimmer op onheuse wijze bejegend. Verweerder heeft klaagster enkele malen vermanend  toegesproken omdat zij hem niet volledig en eerlijk informeerde en zij gemaakte afspraken niet juist nakwam. Verweerder kon onder die omstandigheden zijn rechtsbijstand niet op juiste wijze verrichten.

4.12    Verweerder heeft reeds in de opdrachtbevestiging kenbaar gemaakt dat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging kon intrekken, indien uit de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap bedragen worden ontvangen die het drempelbedrag overschrijden. Tijdens het viergesprek zijn klaagster en haar ex-echtgenoot hierop gewezen en is hun gezegd dat een verdere escalatie kostenverhogend zou werken. Er heeft tussen klaagster en verweerder uitzonderlijk veel gesprekken plaatsgevonden. Klaagster bezocht regelmatig zonder afspraak het kantoor van verweerder met documenten. Het betrof een vechtscheiding waaraan een bovengemiddeld aantal uren zijn besteed.

 

 

 

5          BEOORDELING

Ad onderdeel 1

5.1      Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is de raad niet gebleken dat verweerder samenwerkte met de wederpartij en de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Verweerder heeft namens klaagster een verzoek tot alimentatie ingediend. Klaagster heeft, gelet op haar eigen inkomsten, ter zitting afgezien van haar verzoek tot partneralimentatie en de beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie is door de rechtbank aangehouden totdat de woning is verkocht en daarmee de hypotheekbetalingen zijn geëindigd. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder zich onvoldoende voor klaagster heeft ingespannen. Verweerder heeft ten aanzien van het kindgebonden budget terecht aan klaagster bericht dat deze kwestie na de peildatum is ontstaan en de rechter hierover in het kader van de echtscheidingsprocedure niet kon oordelen. Niet gebleken is dat verweerder enige dwang op klaagster heeft uitgeoefend om tot ondertekening van haar onbekende documenten over te gaan. Evenmin is gebleken dat klaagster aan verweerder heeft bericht dat verweerder geen gebruik mocht maken van het door klaagster aan hem verstrekte gezamenlijke emailadres. Dit klachtonderdeel slaagt dus niet.

Ad onderdeel 2

5.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan de raad niet vaststellen dat verweerder zich neerbuigend jegens klaagster heeft opgesteld. Verweerder heeft in zijn correspondentie steeds in zakelijke bewoordingen met klaagster gecommuniceerd. Dat verweerder klaagster telefonisch neerbuigend heeft behandeld wordt door verweerder betwist en is door de raad niet vast te stellen. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht daarom ongegrond verklaren.

Ad onderdeel 3

5.3      Klaagster stelt dat verweerder de brief betreffende het retour te ontvangen bedrag van het staangeld van het verkochte chalet is kwijtgeraakt. Verweerder heeft een kopie van de door klaagster bedoelde brief overgelegd, zodat de klacht als feitelijk ongegrond dient te worden afgewezen. Dat, zoals klaagster, in haar reactie hierop heeft gesteld, verweerder in het bezit was van de originele brief en deze is kwijtgeraakt is niet komen vast te staan.  De raad zal het derde onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

 

 

5.4      Ad onderdeel 4

            Vast staat dat verweer op 21 april 2016 een declaratie aan klaagster heeft toegezonden terwijl de aan klaagster verleende toevoeging pas bij beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand op 22 september 2016 is ingetrokken. Verweerder heeft klaagster er meerdere malen, waaronder reeds bij de bevestiging van de opdracht en tijdens het      viergesprek, op gewezen dat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging kon intrekken indien klaagster uit de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap een bedrag zou ontvangen die het drempelbedrag overschreed. Hoewel verweerder er verstandig aan had gedaan de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand af te wachten, is de raad van oordeel dat aan verweerder, gelet op:

(1)      de omstandigheid dat hij klaagster meermaals erop heeft  gewezen dat de toevoeging kon worden ingetrokken en

(2)      het gegeven dat de verdeling van de huwelijksgoederen-gemeenschap in april 2016 (op grond waarvan een intrekking van de toevoeging te verwachten was) in april 2016 reeds had plaatsgevonden op grond waarvan de

opvolgende advocaat klaagster ook op betalende basis zou bijstaan

de vroegtijdige afwikkeling van het dossier inclusief verzending van de factuur, niet dusdanig te verwijten valt dat hem dit tuchtrechtelijk dient te worden aangerekend.

 

Ad onderdeel 5

5.5      De raad heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren. Verweerder heeft de door hem verrichte werkzaamheden voldoende duidelijk in een gebruikelijk urenspecificatie omschreven. Naar het oordeel van de raad is er geen sprake van excessief declareren, zodat dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

 

 

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en S.A.R. Lely , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2017.

 

 

 

 

Griffier                                                                                 Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2017

 

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klaagster

-            verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl