Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:193
Zaaknummer
17-155/DH/DH
Inhoudsindicatie
verzet te laat ingesteld, niet-ontvankelijk
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 9 oktober 2017
in de zaak 17-155/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 mei 2017 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 6 oktober 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 15 februari 2017 heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 15 mei 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 De raad heeft klager bij brief van 22 juni 2017 meegedeeld dat in deze zaak geen verzetschrift is ontvangen.
1.5 In zijn e-mail aan de raad van 11 juli 2017 vraagt klager naar de stand van zaken in deze zaak. Op 13 juli 2017 heeft de raad gereageerd en meegedeeld dat hij in deze zaak geen verzetschrift heeft ontvangen.
1.6 In een e-mail van 13 juli 2017 schrijft klager het volgende aan de raad:
“(…) Ik heb nooit een beslissing ontvangen, inz [verweerder]
Graag bewijs dat u mij deze hebt gezonden. Bij deze ga ik tevens in verzet. (…)”
1.7 Op 13 juli 2017 heeft de raad schriftelijk aan klager meegedeeld dat het hiervoor weergegeven e-mailbericht is aangemerkt als verzetschrift tegen de beslissing van de voorzitter van 15 mei 2017 in deze zaak.
1.8 De ontvankelijkheid van het door klager ingestelde verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 september 2017. Verweerder heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Klager is wel verschenen.
2 BEOORDELING
2.1 Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.
2.2 De raad heeft het verzetschrift van klager ontvangen op 13 juli 2017. Dat is te laat, omdat het verzetschrift op grond van het bepaalde in artikel 46h Advocatenwet binnen 30 dagen na 15 mei 2017, dus uiterlijk op 14 juni 2017, ingediend had moeten worden. Ter beoordeling ligt voor of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.3 De raad stelt voorop dat als de voorzitter van de raad een klacht kennelijk ongegrond acht, deze klacht bij voorzittersbeslissing wordt afgedaan. Van de voorzittersbeslissing worden door de griffie van de raad aan de klager per aangetekende post en per gewone post afschriften gezonden.
2.4 Klager heeft verklaard dat hij de voorzittersbeslissing in deze zaak niet heeft ontvangen van de raad. Klager heeft erop gewezen dat uit de door de raad aan hem toegezonden gegevens blijkt dat de aangetekend aan hem verzonden uitspraak door PostNL aan de raad is teruggezonden en door de raad retour is ontvangen op 6 juni 2017. Volgens klager staat daarmee vast dat hij de voorzittersbeslissing niet heeft ontvangen en dat, zo begrijpt de raad het standpunt van klager, de termijnoverschrijding hem niet valt aan te rekenen.
2.5 De raad deelt dit laatste standpunt niet met klager en licht dit als volgt toe.
2.6 Klager heeft, naast de klacht tegen verweerder, ook een klacht ingediend tegen een andere advocaat. De andere klachtzaak is bij de raad bekend onder nummer 17-154/DH/RO. De klachten zijn gelijktijdig (maar niet gevoegd) behandeld. Klacht 17-154/DH/RO is, net als de onderhavige klacht, door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard bij beslissing van 15 mei 2017.
2.7 In het dossier van de onderhavige zaak bevindt zich de envelop van aangetekende verzending aan klager. Op deze envelop staat een poststempel met de datum 15 mei 2017. Op het bewijs van aangetekende verzending staan met de hand geschreven “17-154 & 17-155”. In de retour ontvangen (aangetekende) verzending zaten de voorzittersbeslissingen in de onderhavige zaak en in de zaak met nummer 17-154/DH/RO met twee begeleidende brieven. Klager heeft ter zitting meegedeeld dat het adres op deze beide brieven correct is. Op de door de raad retour ontvangen envelop zit een sticker met daarop de handgeschreven datum ”16-5” en een sticker met het adres van Primera Overschie te Rotterdam.
2.8 De raad concludeert op grond van de hiervoor opgesomde gegevens uit het dossier dat de voorzittersbeslissing in deze zaak gelijktijdig en in dezelfde envelop als de voorzittersbeslissing in de zaak met nummer 17-154/DH/RO per aangetekende post aan klager is verzonden. Het aangetekende poststuk is op 16 mei 2017 (tevergeefs) op het adres van klager aangeboden. Klager heeft het aangetekende poststuk vervolgens niet afgehaald bij Primera Overschie, waarna het retour is gezonden aan de raad.
2.9 De raad stelt vast dat klager kennis had kunnen nemen van de voorzittersbeslissing en vervolgens tijdig verzet in had kunnen stellen als hij de aangetekende zending had opgehaald. Klager heeft er echter voor gekozen dit niet te doen. De gevolgen van deze keuze vallen naar het oordeel van de raad in de risicosfeer van klager. Dit betekent dat van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding geen sprake is. De raad verklaart het verzet daarom niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2017.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2017 verzonden.