Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:176
Zaaknummer
17-434/DB/OB
Zaaknummer
17-435/DB/OB
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen die betrekking hebben op gedragingen in periode waarin advocaat nog geen advocaat was zijn niet-ontvankelijk. Niet komen vast te staan dat kantoorgenoot beschikte over vertrouwelijke informatie, bovendien was die kantoorgenoot toen nog geen advocaat.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 9 oktober 2017
in de zaken 17-434/DB/OB en 17-435/DB/OB
naar aanleiding van de klachten van:
klagers
tegen:
verweerders
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 10 november 2016 heeft de gemachtigde van klagers namens klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Bij brieven aan de raad van 7 juni 2018 met kenmerk 48/16/157K en 48/16/158K , door de raad ontvangen op 8 juni 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klachten ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 augustus 2017 in aanwezigheid van klaagster sub 2, de gemachtigde van klagers, mevrouw O. , als tolk, en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 7 juni 2017, met bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van klagers van 8 augustus 2017, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klaagster sub 4 is een beleggingsonderneming van klager sub 1 en klaagster sub 2. Klager sub 3 is de zoon van klager sub 1 en klaagster sub 2.
2.2 Klager sub 1 heeft zich in 2009 tot verweerder sub 1 gewend in verband met zijn voorgenomen emigratie vanuit Rusland naar Nederland. Tussen klager sub 1 en de Stichting B. is op 6 augustus 2010 een overeenkomst van opdracht gesloten. Verweerder sub 1 was directeur van de Stichting B.. Verweerder sub 1 heeft klager sub 1 eind december 2009 bij de heer X, verder te noemen X, geïntroduceerd.
2.3 Op 18 mei 2011 zijn de volgende vennootschappen opgericht:
- A Holding Ltd, bestuurder en aandeelhouder bij oprichting: X
- S Holding Ltd, bestuurder en aandeelhouder bij oprichting verweerder sub 1
- M Holding Ltd, bestuurder een aandeelhouder bij oprichting mr. M
Op 23 mei 2011 is de volgende vennootschap G Ltd opgericht met verweerder sub 1 als bestuurder bij oprichting en als aandeelhouders A Holding (47%) , S Holding (47%) en M Holding (6%).
2.4 Op 11 juli 2011 heeft X 60% van zijn onderneming KH BV overgedragen aan klager sub 3. X was tot 23 mei 2013 bestuurder van KH BV. In een civielrechtelijke procedure tussen KH BV en X werd X bijgestaan door mr. R. Mr. R is, evenals verweerder, aangesloten bij L. The Hague.
2.5 Bij overeenkomst dd. 1 november 2011 is een lening tot stand gekomen tussen X en klaagster sub 4. De lening hield in dat klaagster sub 4 geld en een obligatieportefeuille als zekerheid ter beschikking zou stellen aan X, zodat hij daarmee geld kon lenen bij de bank. Op 23 november 2011 is de obligatieportefeuille van klaagster sub 4 aan X overgedragen.
2.6 Verweerder sub 2 heeft op 20 maart 2013 een voorschotdeclaratie inzake juridische dienstverlening aan KH BV verzonden, welke declaratie op 27 maart 2013 aan verweerder is voldaan. De advocaat van KH BV, mr. G., heeft verweerder sub 2 bij brief dd. 2 december 2013 verzocht hem te informeren over de werkzaamheden die hij ten behoeve van KH BV had verricht en waarvoor hij een voorschotbetaling had ontvangen. Mr. G verzocht verweerder om hem een afschrift van de aan KH BV verstrekte opdracht toe te zenden en een specificatie van de binnen die opdracht verrichte werkzaamheden.
2.7 Verweerder sub 1 heeft zich in oktober/november 2014 aangesloten bij het advocatenkantoor van verweerder sub 2 en freelance activiteiten op de gebieden marketing, coördinatie en vertaling verricht. Sinds eind augustus 2015 is verweerder sub 1 als advocaat voor het kantoor van verweerder sub 2 werkzaam.
2.8 Klaagster sub 4 heeft in april 2014 een civielrechtelijke procedure tegen X aanhangig gemaakt en nakoming van de overeenkomst van geldlening dd. 1 november 2011 gevorderd. X werd in deze procedure bijgestaan door verweerder sub 2. De rechtbank heeft bij vonnis van 5 oktober 2016 voor recht verklaard dat X voormelde obligatieportefeuille vanaf 31 december 2012 zonder recht of titel onder zich hield en daarmee onrechtmatig jegens klaagster sub 4 handelde en X veroordeeld
- ofwel de obligatieportefeuille zoals aangeduid in de overeenkomst dd. 1 november 2011 volledig terug te leveren aan klaagster sub 4 ofwel het equivalent van de waarde daarvan, zijnde minimaal USD 6.573.414,- aan klaagster sub 4 te voldoen, vermeerderd met de verschenen contractuele rente vanaf 23 november 2011;
- tot betaling aan klaagster sub 4 van een bedrag van €3.523,58 aan beslagkosten;
- tot betaling van de proceskosten aan de zijde van klaagster sub 4 ten bedrage van € 12.961,52 in conventie en € 4.831,50 in reconventie.
3 KLACHT
3.1 De klacht tegen verweerder sub 1 houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder sub 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. klagers in zijn hoedanigheid van hun juridisch en fiscaal adviseur in contact heeft gebracht met X, die klagers vervolgens heeft opgelicht voor meer dan 2 miljoen euro en 6 ½ miljoen USD;
2. X heeft geïnformeerd over het vermogen van klagers nadat hij in zijn hoedanigheid van fiscaal adviseur kennis over dat vermogen had verkregen;
3. samen met X het van klagers gestolen geld heeft ondergebracht in G. Ltd; een vennootschap waar zowel verweerder sub 1 als X in participeren;
4. X in en buiten rechte heeft bijgestaan in diens verweer tegen aanspraken van klagers;
5. in het kader van dat verweer gebruik maakte van een vervalst document
3.2 De klacht tegen verweerder sub 2 houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder sub 2 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. X in rechte heeft bijgestaan en in een andere procedure door een kantoorgenoot ( mr. R) heeft laten bijstaan, terwijl hij wist dat zijn kantoorgenoot mr. H klagers voorheen als juridisch en fiscaal adviseur had bijgestaan en hen in die hoedanigheid met X in contact had gebracht;
2. in het kader van verweer van X in een procedure met klaagster sub 4 van een vervalst document (productie 6 bij de conclusie van dupliek) gebruik heeft gemaakt ;
3. op 20 maart 2013 voor aan X verleende rechtsbijstand een factuur aan KH BV heeft gestuurd en de betaling daarvan in ontvangst heeft genomen, terwijl die vennootschap voor 60% aan klager sub 3 toebehoorde
4. weigert antwoord te geven op vragen waarop die factuur betrekking had
Klagers hebben ter toelichting op de klachten het volgende naar voren gebracht:
3.3 Verweerder sub 1 was voordat hij in augustus 2015 advocaat werd, juridisch/fiscaal adviseur van klagers. In die hoedanigheid heeft hij klagers geadviseerd ten aanzien van hun mogelijkheden in geval van een verhuizing naar Nederland. Verweerder sub 1 heeft klager sub 1 geïntroduceerd bij X en een arbeidsovereenkomst tussen X en klager sub 1 bevorderd. X was niet bona fide en verweerder sub 1 wist dat. Verweerder sub 1 werkte al enige tijd met X samen en hij had hem geholpen bij diens strafzaak in Italië. Klagers hebben grote bedragen aan (de onderneming van) X geleend. De relatie tussen klagers en verweerder sub 1 eindigde ultimo december 2012, tegelijk met de relatie met X.
3.4 Verweerder sub 2 wist, althans had moeten weten, dat, verweerder sub 1 vóórdat hij advocaat werd en aan het kantoor van verweerder sub 2 verbonden was, diensten had verricht voor klagers. Verweerder sub 1 kende de financiële positie van klagers; Verweerder sub 2 trad op voor de wederpartij van klagers, hetgeen hem niet toegestaan was.
4 VERWEER
4.1 Verweerder sub 1 heeft zich voor 28 augustus 2015 nimmer als advocaat gepresenteerd. Verweerder sub 2 is er niet mee bekend dat verweerder sub 1 klagers voorheen als fiscaal en juridisch adviseur heeft bijgestaan. Verweerder sub 2 is er inmiddels mee bekend dat verweerder sub 1 klager sub 1 met X in contact heeft gebracht. Zijn taak bestond destijds, zoals uit de opdrachtbevestiging blijkt, uit het begeleiden en wegwijs maken van emigranten uit Rusland, zoals klagers, naar Nederland. Verweerder sub 1 heeft klager sub 1 op zijn eigen aandringen bij X geïntroduceerd met het oog op een mogelijke dienstbetrekking van klager sub 1 bij X. Verweerder sub 1 heeft geen inhoudelijke bemoeienis gehad met de zakelijke activiteiten tussen klagers en X. Verweerder sub 1 was geen informatie, anders dan de algemeen bekende informatie, over het vermogen van klagers bekend. Verweerder sub 1 heeft dit dus ook niet gedeeld met X. Er was geen sprake van samenspanning tussen X en verweerder sub 1 inzake het wegsluizen van gelden van klagers naar vennootschappen van X. Verweerder sub 1 heeft evenmin inhoudelijke bemoeienis gehad met een strafzaak tegen X in Italië
4.2 De zaak waarin verweerder sub 2 X heeft bijgestaan had klaagster sub 4 als tegenpartij. Lange tijd was verweerder sub 2 er niet mee bekend dat klagers sub 1 en 2 eigenaren van klaagster sub 4 waren. De taak van verweerder sub 1 bestond destijds uit het begeleiden en wegwijs maken van klagers
4.3 Verweerder sub 2 heeft X vanaf medio 2013 bijgestaan in de procedure tegen klaagster sub 4. Het is verweerder sub 2 bekend dat X in een andere procedure tegen KH BV werd bijgestaan door mr. R. Mr. R is geen kantoorgenoot van verweerder sub 2. Verweerder sub 2 en mr. R zijn wel beiden lid van L.. L. is geen samenwerkingsverband in de zin van artikel 5.3 van de Verordening op de Advocatuur.
4.4 Er is voor het overige geen sprake van tegenstrijdig belang. Voor zover klager sub 1 enig belang met verweerder sub 1 heeft gedeeld, hetgeen wordt ontkend, betreft deze niet dezelfde kwestie ten aanzien waarvan X door verweerder sub 2 werd bijgestaan. Verweerder sub 2 noch verweerder sub 1 is betrokken geweest bij de kwestie van de geldlening waarop de procedure waarin verweerder sub 2 X bijstond betrekking had.
4.5 De in het geding gebrachte documenten zijn door X aan verweerder sub 2 verstrekt. Verweerder sub 2 was er niet mee bekend dat de documenten vals zouden zijn en had ook geen aanleiding om dit veronderstellen.
4.6 X heeft in zijn hoedanigheid van directeur van KH BV verweerder sub 2 ingehuurd om diensten te verrichten voor die vennootschap. Hij was hiertoe destijds als bestuurder van die vennootschap bevoegd. In dit kader is een factuur naar die vennootschap verzonden en betaald.
4.7 Verweerder heeft de brief van de advocaat van KH BV per mail van 23 december 2013 als volgt beantwoord: “Ik ben al langere tijd de raadsman van de heer X. De heer X heeft mij gevraagd om daarnaast KH BV te adviseren over vennootschapsrechtelijke aangelegenheden. Dat was een afgebakende activiteit van slechts 15 uur in de periode maart – mei 2013. De cliënt relatie met KH BV is daarna beëindigd.”
5 BEOORDELING
Klachten tegen verweerder sub 1:
5.1 De eerste drie onderdelen van de klacht hebben betrekking op gedragingen van verweerder sub 1 die zich beweerdelijk hebben voorgedaan voordat verweerder sub 1 als advocaat is beëdigd. Het advocatentuchtrecht heeft enkele betrekking op gedragingen van een advocaat in de periode waarin hij als advocaat op het tableau voor advocaten staat ingeschreven. De eerste drie onderdelen van de klacht tegen verweerder sub 1 dienen op grond daarvan niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.2 De klachtonderdelen 4 en 5 hebben betrekking op de door verweerder sub 1 aan X verleende rechtsbijstand in de procedure tussen kaagster sub 4 en klagers. De raad is van oordeel dat ook deze onderdelen van de klacht niet tot gegrondheid kunnen leiden. Verweerder sub 2 heeft X als advocaat bijgestaan in de procedure tegen klaagster sub 4. Uit het ter zitting verhandelde is gebleken dat verweerder sub 1 in deze zaak vertaalwerkzaamheden heeft verricht, maar dat verweerder sub 1, zoals klagers veronderstellen, ook als advocaat rechtsbijstand aan X heeft verleend, is niet komen vast te staan.
Klachten tegen verweerder sub 2:
5.3 Het is een advocaat niet toegestaan tegen een voormalig cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot op te treden behoudens indien (1) de aan de advocaat toevertrouwde belangen een andere kwestie betreffen, (2) de advocaat of zijn kantoorgenoot niet over vertrouwelijke informatie beschikken en (3) ook overigens niet van redelijke bezwaren is gebleken. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.4 Vast staat dat verweerder sub 1 klager sub 1 in 2009 in contact heeft gebracht met X. Partijen verschillen van mening over de hoedanigheid waarin verweerder sub 1 klager sub 1 heeft bijgestaan. Verweerder sub 1 stelt klager sub 1 van dienst te zijn geweest bij diens immigratie in Nederland en in dat verband enkel werkzaamheden als tolk/vertaler te hebben verricht. Klagers stellen dat verweerder sub 1 klager sub 1 als juridisch en fiscaal adviseur heeft bijgestaan en in dat kader kennis heeft genomen van vertrouwelijke informatie betreffende de vermogenspositie van klager sub 1. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vast stellen dat verweerder sub 1 klager sub 1 fiscaal en juridisch heeft geadviseerd. In de overeenkomst van opdracht d.d. 6 augustus 2010 wordt geen melding van fiscaal/juridische dienstverlening. Bovendien staat vast dat verweerder sub 1 in 2009 niet stond ingeschreven als advocaat. Voor zover de regel dat een advocaat niet mag optreden tegen een (voormalig) cliënt van die advocaat dan wel van een kantoorgenoot al betrekking heeft op werkzaamheden die die advocaat voorheen als fiscaal/ juridisch adviseur heeft verricht, kan de raad in deze niet vaststellen dat verweerder sub 1 klager sub 1 als juridisch en fiscaal adviseur de beschikking heeft gekregen over vertrouwelijke informatie die in een latere procedure tegen klagers is gebruikt. Dat, zoals klagers veronderstellen, verweerder sub 1 klager sub 1 met X in contact heeft gebracht met het vooropgezet doel om middels aan X te verstrekken leningen, gelden te ontnemen, is niet komen vast te staan. Enkel op basis van een chronologische weergave van gebeurtenissen kan geen causaal verband tussen de introductie van klager sub 1 bij X door verweerder sub 1 en de door klagers aan X verstrekte leningen worden vastgesteld. De gemachtigde van klagers heeft ter zitting namens klager een bewijsaanbod middels het horen van getuigen gedaan. Dit bewijsaanbod wordt door de raad gepasseerd, nu niet nader is geconcretiseerd welke stellingen door middel van welke getuigenverklaringen zouden kunnen worden bewezen. De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het verweerder sub 2 vrijstond om X in 2014 in de procedure tegen klaagster sub 4, te weten de vennootschap van klagers sub 1 en 2, bij te staan. Voor zover de klacht betrekking heeft op het optreden van mr. R valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het eerste onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de raad ongegrond.
5.5 Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op een door klagers vermeend vals document. Het staat een advocaat vrij om de door zijn cliënt aan hem overgelegde documenten in rechte in te brengen. De advocaat mag in beginsel uitgaan van de juistheid van de aan hem overgelegde documenten. Dit is slechts anders indien de advocaat weet of behoort te weten dat het om onjuiste dan wel vervalste informatie gaat. De vraag is of verweerder sub 2 aan de juistheid van het overgelegde document had behoren ter twijfelen. Hiervan is niet gebleken. Voor zover klaagster sub 4 van mening was dat het betreffende document vervalst was, had zij dit, met bewijs van haar stellingname, in rechte kunnen inbrengen. Ter zake valt verweerder sub 2 tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel twee is eveneens ongegrond.
5.6 Het derde en vierde klachtonderdeel hebben betrekking op de factuur van verweerder sub 2 aan KH BV van 20 maart 2017. X was in maart 2013 bevoegd bestuurder van KH BV en in die hoedanigheid bevoegd om een opdracht tot het verrichten van diensten aan verweerder sub 2 te verstrekken. Het valt verweerder daarom tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij voor zijn werkzaamheden een factuur aan KH BV een factuur heeft verzonden; KH BV heeft deze factuur ook betaald. Dat klager sub 3 voor 60% aandeelhouder was van KH BV maakt dit niet anders. Het derde klachtonderdeel is naar het oordeel van de raad ongegrond. De brief van de advocaat van KH BV is door verweerder per email van 23 december 2013 beantwoord zodat ook het vierde onderdeel als ongegrond dient te worden afgewezen..
BESLISSING
De raad van discipline verklaart:
ten aanzien van de klacht tegen verweerder sub 1:
de onderdelen 1 t/m 3 van de klacht niet-ontvankelijk en
de onderdelen 4 en 5 van de klacht ongegrond en
ten aanzien van de klacht tegen verweerder sub 2:
de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en S.A.R. Lely , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2017
verzonden aan:
- De gemachtigde van klagers
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klagers
- verweerders
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl