Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-10-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:221

Zaaknummer

17-416/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 10 oktober 2017

in de zaak 17-416/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 juli 2017 op de klacht van:

klager

 

tegen:

   

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 19 november 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 24 mei 2017 met kenmerk 4016-0809, door de raad ontvangen op 29 mei 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 10 juli 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 juli 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 9 augustus 2017, door de raad per fax ontvangen op 9 augustus 2017 en per brief op 11 augustus 2017, heeft de gemachtigde van klager namens klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 augustus 2017.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 Klager voert in verzet, kort samengevat, aan dat de voorzitter van een onjuist uitgangspunt is uitgegaan. Het uitgangspunt zoals weergegeven in 4.1 van de beslissing van de voorzitter valt immers niet te rijmen met het bepaalde in artikel 7.11 lid 3 van de Verordening op de advocatuur (Voda). Daarin staat dat de advocaat de rechtsbijstand slechts tussentijds kan beëindigen op grond van gewichtige redenen en met inachtneming van de daartoe noodzakelijke zorgvuldigheid. Volgens klager is van dergelijke gewichtige redenen geen sprake.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat, anders dan klager heeft aangevoerd, artikel 7.11 lid 3 Voda hier niet van toepassing is. Dit artikel staat in de paragraaf die ziet op het experiment letsel- en overlijdensschadezaken en is slechts daarop van toepassing. Van een dergelijke zaak is in het onderhavige geval geen sprake. De voorzitter heeft in zijn beslissing dan ook de juiste maatstaf gehanteerd.

4.2 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat de (financiële) gevolgen van het beëindigen van de werkzaamheden voor klager weliswaar aanzienlijk zijn, maar dat verweerder de werkzaamheden mocht beëindigen, onder meer omdat voorzienbaar was dat anders weer zou moeten worden samengewerkt met de heer A, met wie de verhouding verstoord was en is. Bovendien heeft (het kantoor van) verweerder aangeboden de nieuwe advocaat van klager kosteloos in te werken.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en G. Kaaij, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 oktober 2017.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 10 oktober 2017 verzonden.