Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-04-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:170

Zaaknummer

16-835

Inhoudsindicatie

Optreden van verweerder voor de partner van klager na verbreking van hun affectieve relatie terwijl klager eerder gehuwd was geweest met een vrouw die zelfmoord had gepleegd. Klager beklaagt zich erover dat verweerder in een van de processtukken schrijft dat klager vóór dit tragische gebeuren aan zijn echtgenote te kennen had gegeven van haar te gaan scheiden om reden dat klager een veel jongere, mooiere en ambitieuzer vrouw had leren kennen. Hoewel taalkundig beschouwd in de gewraakte uitlating van verweerder niet letterlijk een verband wordt gelegd tussen de zelfmoord en de (gestelde) mededeling van klager aan zijn ex-echtgenote kan daarin door de context waarin deze uitlating is gedaan en de manier van verwoorden objectief beschouwd wel de suggestie worden gelezen dat een dergelijk verband bestaat. Een dergelijke opmerking moet als onnodig grievend jegens klager worden gekwalificeerd. De gewraakte uitlating diende voorts geen enkel redelijk doel. Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 28 april 2017

in de zaak 16-835

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 februari 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 6 september 2016 met kenmerk 51/16/004, door de raad ontvangen op 7 september 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 maart 2017 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door een advocaat. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Begin 2012 heeft de (toen) echtgenote van klager een einde aan haar leven gemaakt, nadat ze jarenlang geworsteld had met een ernstige depressie. Nadien hebben klager en mevrouw S. enige tijd een affectieve relatie gehad.

2.2    Klager is een gerechtelijke procedure tegen mevrouw S. gestart omdat hij tijdens de relatie geldleningen aan haar zou hebben verstrekt die door haar zouden worden terugbetaald, waarmee zij in gebreke bleef.

2.3    In deze procedure is mevrouw S. door verweerder bijgestaan. Mevrouw S. heeft zich tegen de vordering van klager verweerd door te stellen dat er geen sprake was van door klager aan haar verstrekte leningen, maar van uitgaven die klager voor eigen rekening voor zichzelf had gedaan, respectievelijk van schenkingen aan haar en/of de kinderen.

2.4    In de door verweerder genomen conclusie van dupliek heeft verweerder de navolgende passage opgenomen:

“Vooreerst wenst S….. op te merken dat zij en ………..[klager] reeds gevoelens voor elkaar hadden voordat de echtgenote van ………[klager] eind februari zelfmoord heeft gepleegd. ……..[Klager] had vóór dit tragische gebeuren aan zijn echtgenote te kennen gegeven van haar te gaan scheiden om reden dat ………..[klager] een veel jongere, mooiere en ambitieuzer vrouw had leren kennen.” [afkortingen-raad]

3    KLACHT

3.1    De klacht alsmede de toelichting daarop luiden als volgt:

a)    verweerder heeft zich onnodig grievend jegens klager uitgelaten door de hierboven genoemde passage in de conclusie van dupliek op te nemen. Hij wekt daarmee de suggestie dat er (causaal) verband bestaat tussen enerzijds de mededeling die klager aldus verweerder zou hebben gedaan inhoudende dat klager ging scheiden omdat hij een aantrekkelijkere vrouw had leren kennen en anderzijds de zelfmoord, die - zo wordt gesuggereerd – kort daarop heeft plaatsgevonden. Klager ontkent ten stelligste bedoelde mededeling aan zijn ex-echtgenote te hebben gedaan.  Voorts heeft klager onweersproken naar voren gebracht dat hij toen zijn huwelijk niet meer te redden was heeft geprobeerd met hulp van deskundigen in goede harmonie uit elkaar te gaan, dat hij door de zelfmoord zeer was aangeslagen en dat verweerder met zijn persoonlijke situatie bekend was omdat hij klager (en mevrouw S.) in privé kende en eerder zijn broer had bijgestaan.

b)    verweerder had de stukken die hij ter griffie heeft gedeponeerd eenvoudigweg kunnen kopiëren en als productie aan de akte kunnen hechten. Het ging om foto’s van een beeldscherm van een computer waarop afbeeldingen in kleur en zwart/wit te zien zijn. Het depot diende geen redelijk doel. De advocaat van klager heeft de stukken op de griffie moeten inzien als gevolg waarvan klager extra en nodeloze advocaat kosten heeft moeten maken.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Naar aanleiding van de processuele opstelling van klager was verweerder genoodzaakt om een chronologisch weergave van de feiten te gegeven, die een ander licht (moesten) werpen op de stelling van klager, dat er sprake was van geldleningen aan zijn cliënte. De visie van de cliënte van verweerder was, dat het geld gebruikt was voor investeringen in de woning waarin klager met mevrouw S. zou gaan samenwonen. Verweerder ontkent dat hij de suggestie heeft gewekt dat klager zijn ex- echtgenote tot zelfdoding zou hebben gedreven. Verweerder heeft duidelijk willen maken dat klager al voor de zelfmoord zijn eigen weg was gegaan en deze geen obstakel vormde om met zijn cliënte te gaan samenwonen in welke context de investeringen in de woning beschouwd moesten worden.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerder beschikte niet over een kleurenprinter en daarom heeft hij de originele afdrukken die hij van zijn cliënte had ontvangen gedeponeerd.

 

5    BEOORDELING

5.1    Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat het hier gaat om optreden van de advocaat van de wederpartij en dat die advocaat een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut en kan onder meer beperkt worden doordat a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.

5.2    Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.3    De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

5.4    Hoewel taalkundig beschouwd in de gewraakte uitlating van verweerder niet letterlijk een verband wordt gelegd tussen de zelfmoord en de (gestelde) mededeling van klager aan zijn ex-echtgenote kan daarin door de context waarin deze uitlating is gedaan en de manier van verwoorden objectief beschouwd wel de suggestie worden gelezen dat een dergelijk verband bestaat. Een dergelijke opmerking moet als onnodig grievend jegens klager worden gekwalificeerd. Het behoeft geen betoog dat een zelfmoord van een ex-echtgenote rond of kort na de scheiding een zeer emotioneel belastende gebeurtenis is, waarin schuldgevoelens een rol kunnen spelen.

5.5    De gewraakte uitlating diende voorts geen enkel redelijk doel nu deze – aldus verweerder – slechts gebruikt werd ter ondersteuning van de stelling dat klager de cliënt van verweerder ten tijde van zijn huwelijk reeds kende. Aan deze stelling voegde de uitlating niets toe. Tenslotte is van belang dat verweerder volgens klager ook wist, althans had moeten weten, dat hij door de gebeurtenissen erg was aangeslagen, omdat hij zijn privé situatie kende.

5.6    Derhalve wordt klachtonderdeel a) gegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

5.7    Partijen verschillen van mening over wat er is gedeponeerd. Verweerder zegt dat het om originele afdrukken in kleur gaat. Klager stelt dat het foto’s van een computerscherm zijn in kleur en zwart/wit.

5.8    De wet biedt de mogelijkheid om stukken ter griffie te deponeren. Indien klager meende dat verweerder daarbij de grenzen van het betamelijke heeft overschreden vindt deze kwestie zijn sanctie in het civiele procesrecht en niet in de tuchtrecht. De rechter kan over een dergelijk optreden oordelen zoals hem geraden voorkomt. Hij heeft de mogelijkheid een proceskostenveroordeling uit te spreken waarin voor de schade die klager stelt door het optreden van verweerder te hebben geleden een compensatie gevonden kan worden. Voor de tuchtrechter is in deze geen taak.

5.9    Derhalve wordt klachtonderdeel b) ongegrond verklaard.

 

6    MAATREGEL

6.1    Bij het opleggen van de maatregel volstaat de raad met een waarschuwing. Daarbij heeft de raad laten meewegen dat verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien één van de klachtonderdelen gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,- aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 50,00  aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F. Klemann, W.H. Kesler, M.J.J.M. van Roosmalen, G.J. van der Veer, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2017.

 

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden d.d. 1 mei 2017.