Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-10-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:226

Zaaknummer

16-1064/A/A

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de cliënt van klager in de penitiaire inrichting te bezoeken zonder voorafgaand overleg met klager.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 17 oktober 2017

in de zaak 16-1064/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

 

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 augustus 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 17 november 2016 met kenmerk 4016-0577, door de raad ontvangen op 18 november 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 september 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Op 12 augustus 2016 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerster, met onder meer de volgende inhoud:

“Vanochtend heeft mijn kantoorgenoot mr. [D] van de bezoekadministratie van de PI Dordrecht vernomen dat u voornemens bent hedenmiddag mijn cliënt [de heer S] te bezoeken. Deze informatie bevreemdt mij ten zeerste, daar u op geen enkele wijze mij dit voornemen kenbaar hebt gemaakt. Ik verzet mij tegen het feit dat u mijn cliënt zult bezoeken. In verband met het feit dat ik momenteel in het buitenland verblijf, heb ik dit niet met cliënt kunnen bespreken.”

2.2 Op 12 augustus 2016 heeft verweerster de cliënt van klager, de heer S, bezocht in de penitentiaire inrichting te Dordrecht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de heer S heeft bezocht, zonder overleg met klager en ondanks het verzet hiertegen door klager.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voorop dat de huidige tuchtrechtspraak voorschrijft dat, indien een advocaat de behandeling van een zaak van een andere advocaat wil overnemen, in algemene zin geldt dat het op de weg van de overnemende advocaat ligt om met de andere advocaat te overleggen voordat hij in de zaak daadwerkelijk contact zoekt met de cliënt. Dit overleg houdt in dat de advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten dienen uit te wisselen. Daarbij behoort de raadsman wiens zaak wordt overgenomen eerst de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of het daadwerkelijk diens wens is om van advocaat te wisselen.

5.2 Verweerster voert allereerst aan dat er slechts sprake is geweest van een kennismakingsgesprek tussen haar en de heer S en dat zij nog helemaal niet wist of zij de zaak van de heer S van klager wilde overnemen.

5.3 De raad overweegt als volgt. Uit het klachtdossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat het gesprek tussen verweerster en de heer S erop gericht was te onderzoeken of verweerster de zaak van de heer S van klager zou kunnen overnemen. Ook in het geval dat nog niet zeker is of een zaak daadwerkelijk zal worden overgenomen geldt de hoofdregel dat van een advocaat mag worden verwacht dat deze eerst met de bestaande raadsman overlegt voordat deze daadwerkelijk contact zoekt met de cliënt.

5.4 Een uitzondering op voornoemde hoofdregel is mogelijk in het geval zich dringende omstandigheden voordoen die ertoe leiden dat overleg van de overnemende advocaat niet kan worden gevergd of dat hij feitelijk niet in de gelegenheid is daadwerkelijk overleg te voeren alvorens hij overgaat tot nadere handelingen.

5.5 Verweerster voert aan dat er in het onderhavige geval sprake is van omstandigheden die een uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigen. Die omstandigheden bestaan er volgens verweerster uit dat de heer S haar voorafgaand aan de kennismaking uitdrukkelijk heeft verzocht geen contact op te nemen met klager, omdat de heer S bang was dat dit zijn relatie met klager zou schaden. De heer S wilde de bijstand van klager behouden totdat hij een geschikte andere advocaat zou hebben gevonden. De heer S was bang dat klager niets meer voor hem zou willen betekenen als hij op de hoogte zou raken van het gesprek tussen hem en verweerster. Die angst van de heer S bleek ook gegrond, aangezien klager – na op de hoogte te zijn geraakt van de plannen van de heer S om van advocaat te wisselen - zijn werkzaamheden voor de heer S wegens een vertrouwensbreuk heeft beëindigd, aldus steeds verweerster. Voorts voert verweerster aan dat het e mailbericht dat klager haar op 12 augustus 2016 heeft toegestuurd om 13:26 uur is verstuurd terwijl zij op dat moment reeds vanaf 13:00 uur bij de heer S op bezoek was, zij stelt dit e-mailbericht dan ook pas na afloop van het bezoek aan de heer S te hebben gelezen.

5.6 De raad overweegt dat het bij de onderhavige problematiek in beginsel niet gaat om de belangen van de individuele verdachte, maar om de borging van een goede rechtsbedeling in het algemeen, hetgeen vereist dat een advocaat in zijn verhouding tot een andere advocaat streeft naar welwillendheid en vertrouwen en de belangen van een optredend raadsman respecteert (vlg. Hof van Discipline 17 december 2012, zaaknummer 6338). Naar het oordeel van de raad vormt het feit dat de heer S verweerster uitdrukkelijk heeft verzocht geen contact met klager op te nemen vanwege de (mogelijk gegronde) angst van de heer S om dan de bijstand van klager te verliezen geen dringende omstandigheid die ertoe leidt dat het van verweerster niet gevergd kon worden daadwerkelijk voorafgaand overleg met klager te voeren. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden. De vraag of verweerster de e-mail van klager tijdig heeft gelezen kan in het midden blijven, nu vaststaat dat zij voorafgaand aan het bezoek aan de heer S geen contact heeft opgenomen met klager terwijl dat wel van haar had mogen worden verwacht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht gegrond is.

6 MAATREGEL

6.1 De raad stelt vast dat, gelet op de jurisprudentie, verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de cliënt van klager te bezoeken zonder dit voorafgaand met klager te overleggen. De specifieke omstandigheden van het geval brengen de raad echter tot het oordeel dat geen maatregel behoeft te worden opgelegd. Daarbij weegt de raad mee dat niet is gebleken van zogenoemd ‘ronselen’ door verweerster en voorts dat verweerster geen relevante tuchtrechtelijke antecedenten heeft.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 50 aan klager.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. A. de Groot en M. Middeldorp, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.

Griffier Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2017 verzonden.