Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:180
Zaaknummer
17-506/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Voldoende aannemelijk dat aan advocaat opdracht is verstrekt om zich in hoger beroep te stellen en de dagvaarding te (doen) aanbrengen. Klager heeft, toen bleek dat de rechtsbijstandsverzekeraar ook na het positieve advies van de advocaat definitief geen dekking gaf, nagelaten de opdracht voor de verder behandeling in hoger beroep te bevestigen.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 30 oktober 2017
in de zaak 17-506/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 6 oktober 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, verder te noemen de deken, een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 5 juli 2017 met kenmerk K16-118 , door de raad ontvangen op 5 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 september 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 5 juli 2017, met bijlagen;
- de e-mail van klager van 28 augustus 2017, met bijlagen
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klager was verwikkeld in een geschil met de heer H, verder te noemen H en de gemeente Y, verder te noemen de gemeente. Verweerder heeft klager bijgestaan in de procedure in eerste aanleg. Klager is bij vonnis van de rechtbank van 16 december 2015 in het ongelijk gesteld en in de proceskosten veroordeeld. De kosten van verweerder in de procedure in eerste aanleg zijn vergoed door de rechtsbijstandsverzekeraar van klager.
2.2 Klager heeft zich na het vonnis van de rechtbank gewend tot mr. X. Mr. X heeft op 15 maart 2016 de dagvaarding in hoger beroep aan de wederpartijen laten uitbrengen tegen de roldatum 17 mei 2016. Mr. X heeft klager per email van 22 april 2016 bericht dat hij geen redelijke kans van slagen aanwezig achtte voor het doorzetten van het beroep.
2.3 Klager heeft per email van 10 mei 2016 het volgende aan verweerder geschreven: “De reden dat ik naar een netwerkkantoor gegaan ben had met de onverwachte kosten te maken die ik zou krijgen indien ik het hoger beroep zou verliezen echter wil (rechtsbijstandsverzekeraar) nu een uitzondering maken als uw de gronden van redelijke kans van slagen kunt verwoorden als uw nog interesse heeft zult uw zsm. moeten reageren dit in verband met de verval datum voor het indienen van de stukken.”
2.4 Verweerder heeft per email van 11 mei aan klager bericht bereid te zijn de zaak in hoger beroep over te nemen. Mr. X heeft op 13 mei 2016 de zaak in hoger beroep bij het gerechtshof aangebracht. Verweerder heeft op 13 mei 2016 een H2 formulier aan het gerechtshof toegezonden en zich ter rolle van 17 mei 2016 in plaats van mr. X gesteld als advocaat van klager. Verweerder heeft per e-mails van 13 en 19 mei 2016 nadere informatie opgevraagd bij mr. X. Verweerder heeft op 13 mei 2016 een kopie van zijn brieven aan mr. X en het gerechtshof toegezonden aan klager. Per email van 19 mei 2016 heeft verweerder aan klager bericht dat hij zich in de hoger beroep procedure bij het gerechtshof heeft gesteld. Hij stelde graag met de rechtsbijstandsverzekeraar te willen afstemmen over de kosten en hij verzocht hem te berichten of mr. X de griffierechten reeds had voldaan. Klager heeft verweerder per email van 19 mei 2016 bericht dat het griffierecht reeds door het kantoor van mr. X was voldaan en verzocht hem te informeren over het verzochte uitstel voor het nemen van de memorie van grieven. Verweerder heeft klager per email van 20 mei 2016 bericht dat voor het nemen van de memorie van grieven tot 28 juni 2016 uitstel was verleend. Mr. X heeft op 20 mei 2016 het dossier in hoger beroep per post aan verweerder toegezonden.
2.5 Verweerder heeft klager bij brief van 31 mei 2016 bericht dat het hoger beroep op diverse gronden wel kans van slagen had. Verweerder heeft klager verzocht om zijn advies van 31 mei 2016 aan de rechtsbijstandsverzekeraar door te zenden en hem de gegevens van de contactpersoon bij de rechtsbijstandsverzekeraar te doen toekomen, zodat hij met deze omtrent het financiële gedeelte van de zaak kon afstemmen.
2.6 Klager heeft verweerder bij brief dd. 2 juni 2016 bericht dat de brief van 31 mei 2016 aan de rechtsbijstandsverzekeraar van klager was doorgezonden. Klager verzocht verweerder om een plan van aanpak. Verweerder heeft klager op 13 juni 2016 bericht dat hij zich als advocaat had gesteld en het griffierecht inmiddels had betaald. Hij stelde dat voordat hij de memorie van grieven zou gaan opstellen er nadere financiële afspraken dienden te worden gemaakt. Verweerder berichtte klager dat indien de rechtsbijstandsverzekeraar de kosten niet zou vergoeden, klager een uurtarief ad € 140,- diende te betalen. Verweerder heeft per email van 14 juni 2016 het griffierecht bij klager in rekening gebracht. Klager heeft per email van 15 juni 2016 geantwoord dat hij verweerder nimmer opdracht had gegeven om het griffierecht te voldoen. Hij stelde mr. X evenmin opdracht te hebben gegeven om de termijn veilig te stellen. Klager schreef dat hij de zaak alleen wilde laten doorgaan als de rechtsbijstandsverzekeraar de kosten zou dragen.
2.7 Verweer heeft op 23 juni 2016 uitstel voor het nemen van de memorie van grieven verzocht. Klager heeft per email van 23 juni 2016 geschreven dat het hoger beroep alleen kon doorgaan met goedkeuring van de verzekeraar. Het gerechtshof heeft op 28 juni 2016 vier weken uitstel verleend voor het nemen van de memorie van grieven.
2.8 Klager heeft verweerder per email van 7 juli 2016 bericht dat de verzekeraar de kosten van het hoger beroep niet zou vergoeden wegens het uitblijven van een plan van aanpak, waar klager om had gevraagd. Klager stelde te zijn aangewezen op de verzekeraar. Klager gaf te kennen wel bereid zijn de kosten van verweerder te betalen indien de zaak in hoger beroep positief zou worden beslist.
2.9 Verweerder heeft bij brief van 11 juli 2016 het volgende aan klager geschreven:
“Als ik binnen vijf dagen na heden niet uw uitdrukkelijke bevestiging heb ontvangen om voor u de Memorie van Grieven op te maken (en wel tegen uurtarief) en bij het gerechtshof in te dienen, dan zal ik geen Memorie van Grieven opmaken en zal ik mij zonder nadere aankondiging uit de procedure onttrekken. (…) In het geval dat ik mij onttrek uit de procedure, dan adviseer ik u met de hoogste graad van spoed een andere advocaat te vinden die voor u zal optreden.”
2.10 Verweerder heeft bij brief van 12 juli 2016 een declaratie met specificatie aan klager toegezonden. Verweerder heeft klager per email van 19 juli 2016 bericht dat hij, nu hij geen reactie op zijn email van 11 mei 2016 had ontvangen, zich had teruggetrokken als advocaat van klager. Verweerder heeft bij zijn email van 19 juli 2016 de declaratie van 12 juli 2016 nogmaals aan klager toegezonden en hem verzocht tot betaling daarvan over te gaan.
2.11 Verweerder heeft bij brief van 19 juli 2016 aan het gerechtshof bericht zich in de hoger beroep procedure als advocaat van klager te onttrekken.
2.12 Het gerechtshof heeft de zaak naar de rol van 9 augustus 2016 verwezen teneinde klager in de gelegenheid te stellen een nieuwe advocaat te doen stellen. Voor klager heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld, waarna de wederpartij arrest heeft gevraagd.
2.13 Verweerder heeft klager op 3 augustus 2016 een betalingsherinnering toegezonden. Klager heeft op 3 augustus 2016 geantwoord dat hij nimmer een opdrachtbevestiging had getekend en dat de zaak alleen doorgang diende te vinden indien de rechtsbijstandsverzekeraar de kosten zou vergoeden. Verweerder heeft op 18 augustus 2016 nogmaals een betalingsherinnering aan klager toegestuurd en rechtsmaatregelen aangekondigd. Op 26 augustus 2016 heeft verweerder een dagvaarding aan klager doen betekenen.
2.14 Het gerechtshof heeft klager bij arrest van 20 september 2016 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, met veroordeling van klager in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van H begroot op € 1.631,- aan griffierecht en € 447,- aan salaris advocaat en aan de zijde van de gemeente op € 5.213,- aan griffierecht en € 447,- aan salaris advocaat.
2.15 Verweerder heeft klager in rechte betrokken ter incassering van zijn declaraties. De kantonrechter heeft bij vonnis dd. 18 januari 2017 de vordering van verweerder toegewezen en klager veroordeeld in de proceskosten. Klager heeft tegen het vonnis van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
1. zonder dat hij opdracht daartoe had, zich heeft gesteld in het hoger beroep en de procedure daar heeft gevoerd;
2. klager onder druk heeft gezet om alsnog opdracht aan hem te verlenen;
3. zich heeft onttrokken en de zaak heeft laten doorlopen waarna klager is veroordeeld in de kosten.
4 VERWEER
4.1 Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien de klachtonderdelen deel uitmaken van het geschil in de civiele procedure tussen partijen, waarin inmiddels vonnis is gewezen.
4.2 Verweerder heeft van klager wel opdracht gekregen om het hoger beroep te behandelen. Klager heeft op 13 mei 2016 telefonisch aan verweerder opdracht gegeven om zich in de hoger beroep procedure te stellen en deze namens klager te voeren. Hij heeft met klager afgesproken dat hij een uurtarief ad € 140,- diende te betalen indien de kosten niet door de rechtsbijstandsverzekeraar zou den worden vergoed. Het was op dat moment nog niet duidelijk of de rechtsbijstandsverzekeraar de kosten zou vergoeden. Na ontvangst van de facturen voor het griffierecht en het honorarium betwistte klager ineens dat hij verweerder opdracht had gegeven zich in de procedure te stellen. Uit de correspondentie blijkt dat klager verweerder opdracht heeft gegeven de procedure in hoger beroep te voeren.
4.3 Toen betaling van de facturen uitbleef heeft verweerder klager een termijn gegeven waarbinnen hij diende te betalen en aangegeven dat hij zich als zijn advocaat zou onttrekken indien hij niet tot betaling overging. Toen betaling uitbleef heeft verweerder zich daadwerkelijk onttrokken als advocaat en klager gewezen op de rechtsgevolgen daarvan. Hij heeft klager geadviseerd zich zo spoedig mogelijk tot een andere advocaat te wenden. Klager wilde enkel de kosten van het hoger beroep betalen in geval van een voor klager positieve uitspraak van het gerechtshof. Dat is volstrekt onredelijk.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder stelt dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de klacht betrekking heeft op de het civiele geschil tussen partijen. De raad passeert dit verweer. De raad heeft weliswaar geen bevoegdheid om te oordelen over civiele kwesties, maar de raad komt als tuchtrechter bevoegdheid toe om te beoordelen of een advocaat zich heeft gedragen zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De raad zal klager daarom ontvankelijk verklaren en de klacht met inachtneming van het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet beoordelen.
Ad onderdeel 1
5.2 Klager verwijt verweerder zich zonder een daartoe strekkende opdracht van klager als advocaat in de hoger beroepsprocedure te hebben gesteld en de procedure bij het gerechtshof te hebben gevoerd. Vast staat dat klager zich op of omstreeks 11 mei 2016 tot het kantoor van verweerder heeft gewend en dat de dagvaarding op 17 mei 2016 bij het gerechtshof diende te zijn aangebracht. Klager schreef in zijn email van 13 mei 2016 ook zelf aan verweerder dat hij zo spoedig mogelijk diende te reageren in verband met de vervaldatum voor het indienen van de stukken. Naar het oordeel van de raad impliceert deze mededeling dat klager wenste dat zijn rechten werden veilig gesteld en derhalve dat de dagvaarding werd aangebracht, wat met zich meebracht dat klager griffierecht verschuldigd werd. Dat klager zich ook realiseerde dat hij griffierecht diende te betalen blijkt ook uit de –achteraf onjuist gebleken- mededeling van klager in zijn email van 19 mei 2016 aan verweerder dat het griffierecht reeds door het kantoor van mr. X was voldaan. Het is begrijpelijk dat verweerder in het belang van klager contact heeft opgenomen met mr. X over de voortgang van de zaak. De raad acht het, gelet op voormelde omstandigheden, begrijpelijk dat verweerder zich in het belang van klager als zijn advocaat heeft gesteld. Klager heeft ook nimmer geprotesteerd tegen de hem toegezonden mails van mr. X en verweerder waaruit bleek dat mr. X de dagvaarding bij het gerechtshof had aangebracht en verweerder zich tegelijkertijd als advocaat van klager had gesteld. Verweerder heeft op uitdrukkelijk verzoek van klager zijn visie over de haalbaarheid van de zaak in hoger beroep gemotiveerd weergegeven om daarmee de rechtsbijstandsverzekeraar te overtuigen om de kosten in hoger beroep alsnog te vergoeden. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat verweerder de procedure in hoger beroep zonder opdracht van klager heeft gevoerd. Verweerder heeft zich beperkt tot datgene wat noodzakelijk was om de rechten van klager in rechte veilig te stellen en tot het schrijven van een gemotiveerd advies over de haalbaarheid van de procedure in hoger beroep. Verweerder heeft alvorens de memorie van grieven op te stellen uitdrukkelijk om een bevestiging gevraagd. Toen deze uitbleef heeft verweerder zich als advocaat onttrokken en de procedure in hoger beroep niet gevoerd. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht op grond van het bovenstaande ongegrond verklaren.
Ad onderdeel 2 en 3
5.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is niet gebleken dat verweerder enige druk op klager heeft uitgeoefend om de opdrachtbevestiging te ondertekenen. Verweerder heeft klager, toen definitief bleek dat de rechtsbijstandsverzekeraar geen dekking bood, voorgehouden op welke voorwaarden hij bereid was de procedure in hoger beroep te voeren. Hij heeft klager er voorts op gewezen dat indien hij hiermee niet akkoord wenste te gaan hij zich als zijn advocaat zou onttrekken en klager geadviseerd zich zo spoedig mogelijk tot een andere advocaat te wenden. Hierbij was wel sprake van tijdsdruk, maar niet van ongeoorloofde druk zijdens verweerder. Verweerder heeft zich vervolgens nadat een opdrachtbevestiging van klager uitbleef in de appelprocedure als advocaat van klager onttrokken. Verweerder heeft onder voormelde omstandigheden gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. Dat klager, ondanks verweerders uitdrukkelijke advies zich zo spoedig mogelijk tot een andere advocaat te wenden, hieraan geen gevolg heeft gegeven en geen andere advocaat zich voor klager in de hoger beroep procedure heeft gesteld, valt verweerder niet te verwijten. De raad zal daarom het tweede en derde onderdeel van de klacht eveneens ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans , voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en J.J.M. Goumans , leden, bijgestaan door mr. . I.J.M. Huysmans- van Opstal als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2017
Griffier Voorzitter
Mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 31 oktober 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl