Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:237

Zaaknummer

17-732/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat kennelijk ongegrond. Dat klaagster het niet eens was met het advies van verweerder betekent niet dat verweerder geen rechtsbijstand heeft verleend. Geen verplichting exemplaar kantoorklachtenregeling te geven.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 6 november 2017

in de zaak 17-732/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 september 2017 met kenmerk 4017-0332, door de raad ontvangen op 11 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft op 24 april 2017 telefonisch contact opgenomen met verweerder en hem verzocht haar bij te staan in een geschil met haar buurvrouw.

1.2 Op 25 april 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. Verweerder heeft klaagster in dat gesprek geadviseerd om geen procedure tegen haar buurvrouw te starten. Verweerder heeft voor dit advies een Lichte Advies Toevoeging aangevraagd, die op 3 mei 2017 is afgegeven. De eigen bijdrage is vastgesteld op € 77,- en door verweerder bij klaagster in rekening gebracht.

1.3 Bij brief van 16 mei 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) geen rechtsbijstand aan klaagster heeft verleend;

b) ondanks het gebrek aan rechtsbijstand wel de eigen bijdrage bij klaagster in rekening heeft gebracht;

c) klaagster geen exemplaar van de kantoorklachtenregeling heeft verstrekt.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, hierna zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Uit het klachtdossier volgt dat er op 25 april 2017 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. In dat gesprek heeft verweerder klaagster geadviseerd geen procedure tegen haar buurvrouw te starten omdat zij volgens verweerder over onvoldoende bewijs beschikte en hij een procedure daarom niet kansrijk achtte. Dat klaagster het niet eens was met het advies van verweerder, betekent niet dat verweerder geen rechtsbijstand heeft verleend. Verweerder mocht klaagster dan ook de eigen bijdrage in rekening brengen. Klachtonderdelen a) en b) zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.3 Dat verweerder verplicht was een exemplaar van de kantoorklachtenregeling aan klaagster te verstrekken heeft klaagster niet onderbouwd. Een dergelijke verplichting volgt ook niet uit artikel 6.28 Verordening op de advocatuur. Daarin staat slechts dat de advocaat over een kantoorklachtenregeling beschikt. Aan die verplichting heeft verweerder gedaan. Verweerder heeft overigens onbetwist gesteld dat de kantoorklachtenregeling te raadplegen is via de website van zijn kantoor. Ook klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 6 november 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 6 november 2017 verzonden.