Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-11-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:224
Zaaknummer
17-769/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd het standpunt betrokken dat klaagster hem toestemming heeft gegeven om in beide zaken namens haar op te treden. Gelet op de gemotiveerde reactie van verweerder had van klaagster mogen worden verwacht dat zij haar stellingen nader had toegelicht en gestaafd met bewijs. Dat heeft zij echter niet gedaan. In het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stellingen van klaagster. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 21 november 2017
in de zaak 17-769/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 20 september 2017 met kenmerk K026 2017 dk/mk, door de raad op diezelfde datum ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
Opdrachtbevestiging
1.1 Bij e-mail van 26 juli 2016 heeft verweerder klaagster en haar (thans) ex-echtgenoot als volgt bericht:
“(…) Geachte [ex-echtgenoot van klaagster], geachte [klaagster],
(…) Ik leg voorts vast, dat ik u heb medegedeeld, dat ik bereid ben om uw zaak te behartigen op basis van het gebruikelijke uurtarief (…). [Ex-echtgenoot van klaagster] heeft uitdrukkelijk aangegeven, bereid te zijn om de kosten van de procedure voor zijn rekening te nemen.
(…) Ik leg voorts vast, dat u bij mij in behandeling heeft gegeven een strafzaak van [klaagster]. Deze dient op 2 september aanstaande. Ik ben bereid om mevrouw hierbij bij te staan. Zulks onder dezelfde voorwaarden. Ik zal in diens zaak het Openbaar Ministerie en de rechtbank laten weten dat ik voor mevrouw optreed. (…)
U heeft mij medegedeeld, dat u op het moment dat de politie binnenviel en de kinderen meenam niet op de hoogte was van enig besluit op grond waarvan de kinderen bij u weggehaald zouden kunnen worden. Vandaar dat u zich heeft verzet. (…)”
Verweer tegen uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling
1.2 Bij beschikking van 18 juli 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kinderrechter) de minderjarige kinderen van klaagster en haar ex-echtgenoot tot 28 juli 2016 voorlopig onder toezicht gesteld en is een machtiging verleend de kinderen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van 27 juli 2016, teneinde de belanghebbenden omtrent het verzoek te horen.
1.3 Op 27 juli 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Klaagster en haar ex-echtgenoot zijn op die zitting verschenen, bijgestaan door verweerder.
1.4 Bij beschikking van 27 juli 2016 heeft de kinderrechter de kinderen van 28 juli 2016 tot 18 oktober 2016 voorlopig onder toezicht gesteld en de behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling voor het overige aangehouden.
1.5 Bij brief van 7 september 2016 heeft de griffier van de rechtbank Den Haag verweerder opgeroepen voor de voortgezette behandeling op 11 oktober 2016. Klaagster, haar ex-echtgenoot en verweerder waren op die zitting aanwezig.
1.6 Bij beschikking van 11 oktober 2016 heeft de kinderrechter de kinderen van 11 oktober 2016 tot 11 oktober 2017 onder toezicht gesteld. In die beschikking wordt verweerder genoemd als advocaat van klaagster en haar ex-echtgenoot.
Verweer in de strafzaak
1.7 Op 18 oktober 2016 is in een jegens klaagster aanhangig gemaakte strafzaak haar ex-echtgenoot als getuige gehoord door de rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag. Uit het proces-verbaal van dat getuigenverhoor blijkt dat verweerder tijdens dat verhoor optrad als raadsman van klaagster.
Klacht
1.8 Bij brief van 19 januari 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij in twee zaken is opgetreden als advocaat van klaagster, zonder dat zij daarvoor toestemming heeft gegeven;
b) hij de belangen van klaagster in de twee zaken niet goed heeft behartigd en mogelijk zelfs heeft geschaad.
2.2 Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. De ex-echtgenoot van klaagster wilde haar schade berokkenen en heeft daarvoor de hulp van verweerder ingeschakeld. Klaagster beheerst de Nederlandse taal niet goed en haar ex-echtgenoot juist wel. In de eerste zaak heeft verweerder opgetreden in het belang van de ex-echtgenoot van klaagster, om de kinderen terug te halen nadat zij waren meegenomen door de Kinderbescherming. De tweede zaak betreft een strafzaak waarin klaagster verdachte was. Verweerder heeft haar verdedigd zonder dat klaagster daarvan op de hoogte was - totdat zij het vonnis zag. Verweerder had meer contact met klaagster moeten zoeken in plaats van louter met haar ex-echtgenoot te spreken, met wie zij geen goede verhouding heeft.
3 VERWEER
3.1 Op 26 juli 2007 (de voorzitter begrijpt: 2016) werd verweerder gebeld door de (thans) ex-echtgenoot van klaagster. Hij vertelde verweerder dat plots, zonder enige vooraankondiging, zijn twee kinderen bij hem en zijn echtgenote waren weggehaald. Er zou de volgende dag een zitting gaan plaatsvinden en de ex-echtgenoot verzocht verweerder of hij namens klaagster en haar ex-echtgenoot verweer zou willen voeren tegen de vordering tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling. Verweerder heeft het echtpaar vervolgens op zijn kantoor ontvangen, bij welke gelegenheid tevens bleek dat klaagster een dagvaarding had ontvangen om voor de politierechter te verschijnen. Klaagster heeft verweerder verzocht om haar in die strafzaak bij te staan. Dat heeft hij gedaan.
3.2 Verweerder heeft naar eer en geweten de belangen van klaagster behartigd; zowel in de strafzaak als in de zaak met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen. Alle correspondentie in beide zaken is toegezonden aan het e-mailadres dat klaagster destijds gebruikte. Verweerder heeft er ook voor gezorgd dat er steeds een tolk aanwezig was.
3.3 Voor het overige komt het verweer - indien nodig - aan de orde bij de beoordeling van de klacht.
4 BEOORDELING
4.1 Bij de beoordeling van de klacht moet worden vooropgesteld dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan de klagende partij is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van gemotiveerde betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.2 Verweerder heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd het standpunt betrokken dat klaagster hem toestemming heeft gegeven om in beide zaken namens haar op te treden. Verweerder heeft deze stelling onderbouwd met onder meer de opdrachtbevestiging van 26 juli 2016 en de beschikkingen van de kinderrechter van 27 juli 2016 en 11 oktober 2016. Uit deze beschikkingen blijkt dat verweerder in die procedure optrad als advocaat van klaagster en haar ex-echtgenoot. Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 oktober 2016 dat verweerder in de strafprocedure eveneens optrad als advocaat van klaagster.
4.3 Bovendien heeft verweerder uitdrukkelijk betwist dat hij de belangen van klaagster in de twee zaken niet goed heeft behartigd en mogelijk zelfs heeft geschaad.
4.4 Gelet op de gemotiveerde reactie van verweerder had van klaagster mogen worden verwacht dat zij haar stellingen nader had toegelicht en gestaafd met bewijs. Dat heeft zij echter niet gedaan.
4.5 Nu iedere verdere onderbouwing ontbreekt - in het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stellingen van klaagster - kan de voorzitter de juistheid van de gemaakte verwijten niet vaststellen. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 21 november 2017.
Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2017 verzonden.