Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-11-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:188
Zaaknummer
17-583/DB/OB/D
Inhoudsindicatie
In strijd gehandeld met artikel 6.27 lid 3 Voda door binnen een periode van één jaar meerdere contante betalingen in ontvangst te nemen met een totaalbedrag van € 6.100,--, zonder voorafgaand aan het aanvaarden van die betalingen overleg met de deken te voeren en zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het in ontvangst nemen van contante betalingen rechtvaardigden. Gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 november 2017
in de zaak 17-583/DB/OB/d
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 18 juli 2017 met kenmerk nr. 48|17|050K , door de raad ontvangen op 20 juli 2017 , heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 2 oktober 2017 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van mevrouw M., adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 18 juli 2017 en de daaraan gehechte stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft in de periode van 14 juli 2016 tot en met 7 maart 2017 meerdere contante deelbetalingen van de wederpartij van zijn cliënte in ontvangst genomen met een totaalbedrag van € 6.100,--.
2.2 Nadat verweerders kantoorgenoot verweerder erop had gewezen dat hij diende te kijken naar het totaalbedrag van de betalingen, heeft verweerder op 3 maart 2017 eigener beweging telefonisch contact opgenomen met het Bureau van de Orde waarbij hij aan de adjunct-secretaris heeft gevraagd of hij nog contante betalingen in ontvangst mocht nemen. De adjunct-secretaris heeft daarop aan verweerder medegedeeld dat hij geen contante betalingen meer in ontvangst mocht nemen.
2.3 Op 7 maart 2017 heeft verweerder wederom een bedrag van € 500,-- in contanten van de wederpartij in ontvangst genomen.
2.4 Op 25 april 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de deken en verweerder waarbij verweerder vragen van de deken over de gang van zaken rondom de ontvangst van de contante betalingen heeft beantwoord.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
heeft gehandeld in strijd met artikel 6.27 Verordening op de Advocatuur (hierna: “Voda”) doordat hij binnen een periode van één jaar meerdere contante betalingen in ontvangst heeft genomen met een totaalbedrag dat de in de Voda vastgelegde grens van € 5.000,-- of meer overschreed (nl. € 6.400,--), zonder dat hij voorafgaand overleg had gepleegd met de deken en zonder dat er sprake was van feiten of omstandigheden die het aanvaarden van contante betalingen rechtvaardigden. Bovendien heeft verweerder, in strijd met de mededeling van het Bureau van de Orde d.d. 3 maart 2017, dat hij geen contante betalingen meer mocht aannemen, op 7 maart 2017 andermaal een contante betaling ten bedrage van € 500,-- in ontvangst genomen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent de juistheid van het verwijt van de deken. Verweerder heeft de zaak te licht ingeschat. Verweerder heeft wel bij de wederpartij aangedrongen op girale betaling, maar deze gaf echter aan contant te willen betalen en daarmee heeft verweerder ingestemd. Er is in deelbetalingen betaald omdat de debiteur aangaf niet in een keer te kunnen betalen. Verweerders cliënte gaf verweerder geen enkele reden om te veronderstellen dat sprake zou kunnen zijn van witwassen. De betalingen zijn ook administratief door verweerder verantwoord.
4.2 Het is juist dat op 3 maart 2017 door het Bureau van de Orde aan verweerder is medegedeeld dat hij geen contante betalingen meer in ontvangst mocht nemen, maar verweerder heeft deze mededeling niet zo opgevat. Op 7 maart 2017 verscheen de debiteur onaangekondigd op kantoor om te betalen en verweerder heeft die betaling toen in ontvangst genomen.
4.3 Achteraf ziet verweerder in dat hij zich zorgvuldiger had moeten informeren over de geldende regelgeving, hetgeen hij in de toekomst ook zal doen.
5 BEOORDELING
5.1 In artikel 6.27 Voda zijn regels vastgelegd omtrent de ontvangst en betaling van contante gelden. Contant betalingsverkeer dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Uitgangspunt is dat betalingen giraal plaatsvinden. Artikel 6.27 lid 2 Voda creëert een uitzondering op dit uitgangspunt, namelijk dat de advocaat in het kader van zijn praktijkuitoefening contante betalingen mag verrichten of aanvaarden indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. Het derde lid van artikel 6.27 Voda verplicht de advocaat om te overleggen met de deken bij het verrichten of aanvaarden van contante betalingen van bedragen van € 5.000,-- of meer in een zaak of in een periode van een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt.
5.2 Verweerder heeft erkend dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 6.27 lid 3 Voda door binnen een periode van één jaar meerdere contante betalingen in ontvangst te nemen met een totaalbedrag van € 6.100,--, zonder voorafgaand aan het aanvaarden van die betalingen overleg met de deken te voeren en zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het in ontvangst nemen van contante betalingen rechtvaardigden. Daarmee staat vast dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat het dekenbezwaar gegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft gehandeld in strijd met de Voda hetgeen hem tuchtrechtelijk wordt aangerekend. De raad neemt in zijn overweging echter ook mee dat verweerder zelf alsnog spontaan melding gemaakt heeft van zijn fout bij de deken nadat hij zich daarvan bewust was geworden. Daarmee heeft verweerder niet alleen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen, maar ook zijn verantwoordelijkheid genomen door zelf contact met de deken op te nemen en zich open te stellen voor onderzoek door de deken. In deze omstandigheden kan naar het oordeel van de raad worden volstaan met oplegging van een waarschuwing.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1. De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,-- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht , voorzitter, mrs. A. Groenewoud en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2017 .
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2017
verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl