Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:193

Zaaknummer

17-828/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Deels kennelijk ongegrond omdat van feitelijke juistheid niet is gebleken. Deels niet-ontvankelijk wegens termijn-overschrijding.

Uitspraak

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 20 november 2017  

in de zaak 17-828/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klagers

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 11 oktober 2017 met kenmerk K16-062, door de raad ontvangen op 12 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Verweerders kantoor heeft klagers van mei 2008 tot en met januari 2014 bijgestaan in geschillen verband houdende met verbouwingswerkzaamheden aan een woonhuis en conflicten rondom de exploitatie van een binnenvaartschip.

1.2       Tot  januari 2009 zijn de werkzaamheden verricht door verweerder. Vanaf januari 2009 zijn de werkzaamheden verricht door verweerders kantoorgenoot mr. H, die vanaf januari 2009 ook de declaraties heeft opgesteld en verzonden. Na januari 2009 heeft verweerder in het dossier van klagers enkele werkzaamheden verricht  in geval van afwezigheid van mr. H en in geval van incidentele behoefte aan overleg. Ook heeft verweerder eenmaal een bespreking met de compagnon van klager sub 1 bijgewoond.

1.3       Op 6 januari 2014 is een einde gekomen aan de werkzaamheden van verweerders kantoor. Klagers hebben zich vervolgens door andere advocaten laten bijstaan.

1.4       Op 15 februari 2016 heeft verweerder, bij afwezigheid van mr. H, het volledige dossier aan klaagster sub 2 overhandigd, die bij gelegenheid van de overhandiging een kwitantie heeft ondertekend.

1.5       Op verzoek van klaagster sub 2 heeft verweerder bij afwezigheid van mr. H bij e-mailbericht d.d. 18 februari 2016 de e-mails en faxbrieven aan klaagster verzonden.

1.6       Bij brief d.d. 7 maart 2016 heeft verweerder op verzoek van klagers de gedurende de behandeling van hun zaak door verweerders kantoor verzonden declaraties aan klagers toegestuurd.

1.7       Op 27 april 2016 heeft de toenmalige gemachtigde van klagers bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder, welke klacht op 3 juni 2016 is aangevuld. Op 13 juni 2016 heeft de toenmalige gemachtigde van klagers ter onderbouwing van de klacht declaraties van verweerders kantoor uit 2008, 2009 en d.d. 15 augustus 2013 aan de deken toegestuurd.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    ondanks herhaald schriftelijk verzoek weigert om het dossier aan klagers toe te zenden;

2.    ondanks herhaald schriftelijk verzoek weigert om een kopie toe te zenden van alle declaraties met bijbehorende specificaties en betalingsbewijzen;

3.    excessief heeft gedeclareerd.

 

3             VERWEER

                        3.1       De klachtonderdelen 1 en 2 zijn ongegrond omdat het volledige dossier en de declaraties op respectievelijk 15 en 18 februari en 7 maart 2016 aan klagers zijn overhandigd c.q. verzonden.

                        3.2       Klachtonderdeel 3 is verjaard wegens termijnoverschrijding. Verweerder heeft immers slechts tot januari 2009 declaraties opgemaakt. Na januari 2009 zijn de declaraties opgemaakt door mr. H. Van excessief declareren is overigens ook geen sprake. Klagers waren altijd zeer tevreden over de dienstverlening van verweerders kantoor en hebben alle declaraties voldaan.

   

4             BEOORDELING

4.1       Klachtonderdelen 1 en 2

            Verweerder heeft betwist dat hij weigert om het dossier te verstrekken en heeft gesteld dat hij het dossier heeft overhandigd aan klaagster sub 2. In dat verband heeft verweerder een door klaagster sub 2 ondertekende verklaring d.d. 15 februari 2016 overgelegd, uit welke verklaring blijkt dat het dossier op die datum aan klaagster sub 2 is overhandigd.

4.2       Verweerder heeft voorts betwist dat hij weigert om de declaraties en urenspecificaties te verstrekken. Verweerder heeft in dat verband onweersproken gesteld dat maandelijks werd gedeclareerd, dat de declaraties, voorzien van urenspecificaties, steeds door klagers zijn voldaan en dat de declaraties, voorzien van urenspecificaties op verzoek van klagers bij brief d.d. 7 maart 2016 (nogmaals) aan klagers zijn verzonden.

4.3       De voorzitter is derhalve van oordeel dat van de feitelijke juistheid van de klachtonderdelen 1 en 2 niet is gebleken. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn dan ook kennelijk ongegrond.

4.4       Klachtonderdeel 3

            De voorzitter stelt vast dat dit onderdeel van de klacht is ingediend op 3 juni 2016. Artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter een klacht die is ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten waarop de klacht betrekking heeft niet-ontvankelijk verklaart. Voor zover klachtonderdeel 3 ziet op declaraties van voor 3 juni 2013 is dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk.

4.5       Voor zover klachtonderdeel 3 ziet op de declaratie d.d. 15 augustus 2013 is dit klachtonderdeel ontvankelijk. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat sprake is van excessief declareren en heeft onweersproken gesteld dat klagers alle declaraties steeds hebben voldaan. Klagers hebben dit onderdeel van de klacht voorts op geen enkele wijze onderbouwd. De voorzitter is dan ook van oordeel dat klachtonderdeel 3, voor zover het ziet op de declaratie d.d. 15 augustus 2013, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

1.    de klachtonderdelen 1 en 2 met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond;

2.    klachtonderdeel 3, voor zover het ziet op declaraties van voor 3 juni 2013, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk, en voor zover het ziet op de declaratie d.d. 15 augustus 2013, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op  20 november 2017.

 

 

Griffier                                                                                                           Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2017

                                                                         

verzonden aan:

-     klagers

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl