Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-11-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:190
Zaaknummer
17-584/DB/OB/D
Inhoudsindicatie
In strijd gehandeld met artikel 6.27 lid 3 Voda door een contante betaling in ontvangst te nemen van € 6.100,--, zonder voorafgaand aan het aanvaarden van die betaling overleg met de deken te voeren en zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het in ontvangst nemen van contante betalingen rechtvaardigden. Gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 november 2017
in de zaak 17-584/DB/OB/d
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 18 juli 2017 met kenmerk nr. 48|17|049K , door de raad ontvangen op 20 juli 2017 , heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 2 oktober 2017 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van mevrouw M., adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 18 juli 2017 en de daaraan gehechte stukken
- de nagekomen brief van verweerder d.d. 15 september 2017.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Mevrouw S (hierna: “S”) is een (voormalig) cliënte van verweerder. Uit hoofde van een beschikking van de rechtbank diende S een bedrag van € 6.095,-- te voldoen aan de heer A. Deze beschikking is op 19 december 2016 aan S betekend, waarbij haar een termijn van twee dagen werd gegeven om het bedrag van € 6.095,-- te voldoen.
2.2 Op 20 december 2016 heeft S een geldbedrag van € 6.100,-- in contanten van de heer M ontvangen.
2.3 S heeft verweerder op 21 december 2016 op de hoogte gesteld van het feit dat de beschikking aan haar was betekend. Op 22 december 2016 heeft verweerder met de advocaat van A afgesproken dat S een bedrag van € 6.000,-- zou storten op de derdengeldrekening van verweerders kantoor.
2.4 Op 22 december 2016 heeft verweerder van S een contante betaling van € 6.100,-- in ontvangst genomen. Verweerder heeft dit geldbedrag in de kluis van zijn kantoor bewaard. Verweerder heeft de advocaat van de heer A hiervan op de hoogte gesteld.
2.5 Op 26 januari 2017 heeft verweerder eigener beweging telefonisch contact opgenomen met de deken waarbij hij aan de deken heeft medegedeeld dat hij een contante betaling van €6.100,-- in ontvangst had genomen en dat hij had verzuimd om overleg met de deken te plegen. Bij brief van diezelfde dag heeft verweerder de inhoud van het telefoongesprek telefonisch bevestigd aan de deken, waarna hij bij brief d.d. 27 januari 2017 een bankrekeningafschrift van de heer M, waaruit van de opname van het bedrag van € 6.100,-- blijkt, aan de deken heeft toegestuurd.
2.6 Op 23 januari 2017 heeft verweerder per e-mail aan de curator in het faillissement van A medegedeeld dat hij ten behoeve van A een geldbedrag van € 6.100,-- onder zich had. Verweerder heeft de curator gevraagd wat hij met het geldbedrag moest doen. Op 8 februari 2017 heeft de curator het bedrag van € 6.100,-- opgehaald op verweerders kantoor.
2.7 Bij e-mailbericht d.d. 22 maart 2017 heeft de deken vragen aan verweerder gesteld, die verweerder bij brief d.d. 29 maart 2017 heeft beantwoord.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
heeft gehandeld in strijd met artikel 6.27 Verordening op de Advocatuur (hierna: “Voda”) doordat hij een contante betaling van € 6.100,-- in ontvangst heeft genomen van een cliënte, zonder voorafgaand overleg met de deken, zonder nadien onverwijld met de deken contact op te nemen en zonder dat er sprake was van feiten of omstandigheden die het aanvaarden van een contante betaling rechtvaardigden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent de juistheid van het verwijt van de deken. Verweerder verkeerde in de veronderstelling dat de in de Voda bepaalde grens niet van toepassing was wanneer een betaling wordt verricht uit hoofde van een rechterlijke uitspraak. Het betrof een hectisch dossier. Dit alles neemt niet weg dat verweerder de contante betaling niet had mogen aannemen en de ontvangen gelden in elk geval ogenblikkelijk had moeten storten op de derdengeldrekening. Herhaling zal zich niet voordoen, niet in verweerders praktijk, maar ook niet bij diens kantoorgenoten.
5 BEOORDELING
5.1 In artikel 6.27 Voda zijn regels vastgelegd omtrent de ontvangst en betaling van contante gelden. Contant betalingsverkeer dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Uitgangspunt is dat betalingen giraal plaatsvinden. Artikel 6.27 lid 2 Voda creëert een uitzondering op dit uitgangspunt, namelijk dat de advocaat in het kader van zijn praktijkuitoefening contante betalingen mag verrichten of aanvaarden indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. Het derde lid van artikel 6.27 Voda verplicht de advocaat om te overleggen met de deken bij het verrichten of aanvaarden van contante betalingen van bedragen van € 5.000,-- of meer in een zaak of in een periode van een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt.
5.2 Verweerder heeft erkend dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 6.27 lid 3 Voda door een contante betaling in ontvangst te nemen ten bedrage van € 6.100,--, zonder voorafgaand aan het aanvaarden van die betaling overleg met de deken te voeren en zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het in ontvangst nemen van de contante betaling rechtvaardigden. Daarmee staat vast dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat het dekenbezwaar gegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft gehandeld in strijd met de Voda hetgeen hem tuchtrechtelijk wordt aangerekend. De raad neemt in zijn overweging echter ook mee dat verweerder zelf alsnog spontaan melding gemaakt heeft van zijn fout bij de deken nadat hij zich daarvan bewust was geworden. Daarmee heeft verweerder niet alleen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen, maar ook zijn verantwoordelijkheid genomen door zelf contact met de deken op te nemen en zich open te stellen voor onderzoek door de deken. In deze omstandigheden kan naar het oordeel van de raad worden volstaan met oplegging van een waarschuwing.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1. De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,-- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht , voorzitter, mrs. A. Groenewoud en A.J.F. van Dok leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2017 .
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2017
verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl