Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-11-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:233
Zaaknummer
17-663/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat gedeeltelijke niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 24 november 2017
in de zaak 17-663/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 21 augustus 2017 met kenmerk R 2017/65 ml/mb, door de raad ontvangen op 21 augustus 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft verder kennis genomen de e-mail met bijlagen van 25 oktober 2017 van klager aan de raad.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager is verwikkeld (geweest) in geschillen met diverse partijen en in daarmee samenhangende juridische procedures. Klager is in die geschillen onder meer bijgestaan door verweerder.
1.2 In geschillen rondom de beëindiging van de relatie van klager (onder meer verdeling woning en omgangsregeling) is klager eerst bijgestaan door mr. P. In december 2012 heeft een kort geding plaatsgevonden in verband met de verdeling van de woning. De voorzieningenrechter heeft een verstekvonnis gewezen.
1.3 Klager heeft mr. H vervolgens gevraagd om verzet in te stellen tegen het verstekvonnis en om hem in de andere kwesties rondom de beëindiging van de samenwoning bij te staan. Mr. H heeft voor klager drie toevoegingen aangevraagd.
1.4 Verweerder heeft in februari 2013 drie dossiers van klager, inclusief de reeds verleende toevoegingen, overgenomen van mr. H. Een van de drie overgenomen toevoegingen was verleend voor een kwestie die de beëindiging van de samenwoning van klager betrof, een andere voor een alimentatiekwestie.
1.5 Bij factuur van 26 maart 2013 met nummer 177 heeft verweerder bij klager een bedrag van € 129,- in rekening gebracht. Klager heeft deze factuur op 27 maart 2013 voldaan.
1.6 Verweerder heeft klager ook bijgestaan in een arbeidsrechtelijke kwestie. Op 11 juli 2013 heeft klager een bedrag van € 129,- aan verweerder voldaan. Het betreft de eigen bijdrage in verband met de voor de arbeidskwestie verleende toevoeging.
1.7 Op enig moment, uit het dossier blijkt niet wanneer, is onder klager loonbeslag gelegd.
1.8 Verweerder heeft klager bijgestaan in een kort geding, een deurwaardersrenvooi, in 2013. Voor deze zaak is een toevoeging verleend.
1.9 Verweerder heeft klager in 2014 bijgestaan in een geschil tussen klager en een energieleverancier. Enige maanden later heeft verweerder zijn werkzaamheden in deze zaak neergelegd.
1.10 Bij e-mail van 31 december 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft voor de kwestie betreffende de beëindiging van de samenwoning een nieuwe toevoeging aangevraagd. Verweerder had de reeds verleende toevoeging moeten declareren. Verweerder heeft geen procedure ingesteld in de kwestie waarvoor hij een nieuwe toevoeging heeft aangevraagd.
b) Verweerder heeft opnieuw een eigen bijdrage in rekening gebracht voor de arbeidsrechtelijke kwestie. Volgens klager was dat op grond het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand van 1 oktober 2013 niet toegestaan.
c) Verweerder heeft de energieleverancier niet gedagvaard, hoewel klager daar bij herhaling om heeft verzocht. Verweerder is daarmee tekortgeschoten in zijn dienstverlening jegens klager.
d) Klager heeft verweerder verzocht om opheffing van het loonbeslag te bewerkstelligen. Verweerder heeft zich onvoldoende ingespannen in deze kwestie en is aldus jegens klager tekortgeschoten. Verweerder weigerde klager telefonisch te woord te staan en liet klager voor ieder kort overleg naar kantoor komen.
e) In het geschil betreffende woning is verweerder zijn beloftes jegens klager niet nagekomen.
f) Verweerder heeft klager een opmerkelijk verhaal verteld over de partner van de ex-vriendin van verweerder. Klager begrijpt niet waarom verweerder hem dit verhaal heeft verteld.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft de klacht weersproken. Op het verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdelen a) en b)
4.1 Artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet bepaalt dat een klacht niet-ontvankelijk is als de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat, waarop de klacht betrekking heeft. Op grond van het bepaalde in lid 2 van datzelfde artikel blijft na afloop van die termijn van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
4.2 Klager heeft op 27 maart 2013 en 11 juli 2013 de eigen bijdragen voldaan waarop klachtonderdelen a en b zien. Vanaf deze data moet klager in ieder geval worden geacht bekend te zijn met het handelen van verweerder waarover hij klaagt. Omdat tussen deze betaaldata en het moment van klagen bij de deken (31 december 2016) meer dat drie jaren zijn verstreken is klager op de voet van het bepaalde in artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk.
4.3 De stelling van klager dat hij door omstandigheden in 2013 en 2014 niet in staat was om eerder een klacht in te dienen doet, wat er ook van zij, niet af aan het voorgaande.
Klachtonderdeel c)
4.4 Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager aanvankelijk heeft toegezegd om hem bij te staan in de kwestie met de energieleverancier. Enkele maanden later heeft verweerder zijn werkzaamheden in die kwestie neergelegd.
4.5 Het staat een advocaat vrij om zich terug te trekken als hij en zijn cliënt verschillen van inzicht over de in een procedure te voeren strategie. In aanmerking genomen dat is gesteld noch gebleken dat verweerder door de wijze van terugtrekking de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad, komt de voorzitter tot de slotsom dat klachtonderdeel c kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel d)
4.6 Verweerder heeft weersproken dat hij klager niet telefonisch te woord wilde staan. Volgens verweerder belde klager dagelijks en heeft hij hem regelmatig telefonisch te woord gestaan. Verweerder heeft verder weersproken dat hij niet betrokken was bij de zaak en weigerde zich in te spannen.
4.7 In het licht van het verweer heeft klager dit algemeen gestelde klachtonderdeel onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.8 Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager heeft geadviseerd een andere advocaat in te schakelen. Klager vroeg verweerder een in de kwestie een kort geding te voeren, maar verweerder zag daartoe geen mogelijkheid.
4.9 Het ligt op de weg van een advocaat om een inschatting te maken van de goede en kwade kansen van een in te stellen procedure. Het staat een advocaat vervolgens vrij om het verzoek van zijn cliënt tot het instellen van een procedure af te wijzen en om zich als advocaat terug te trekken. Dit is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel e is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f)
4.10 Verweerder heeft de stelling van klager betwist. De voorzitter kan de juistheid van het over en weer gestelde niet vaststellen. Klachtonderdeel f is kennelijk ongegrond.
Slotsom
4.11 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdelen a en b met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren. De overige klachtonderdelen zullen met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klachtonderdelen a en b met toepassing van artikel 46 eerste lid onder a van de Advocatenwet niet-ontvankelijk;
- de overige klachtonderdelen met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 24 november 2017.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2017 verzonden.