Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:194

Zaaknummer

17-761/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerder trad op in hoedanigheid van voorzitter van klachtencommissie. Hem is opgedragen niet meer op klager te reageren. Vertrouwen in advocatuur niet geschaad. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van    8 november 2017

in de zaak 17-761/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 18 september 2017 met kenmerk K17-022, door de raad ontvangen op 19 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       R is een gespecialiseerde gezondheidszorg instelling. Klager is in behandeling geweest bij R. Bij brief d.d. 14 november 2016 heeft klager een aantal klachten bij R ingediend.

1.2       Bij brief d.d. 2 december 2016 heeft verweerder in zijn hoedanigheid van voorzitter van de klachtencommissie van R naar aanleiding van de door klager ingediende klachten aan klager een uitnodiging gestuurd teneinde op 19 december 2016 te worden gehoord door de klachtencommissie. Bij e-mailbericht d.d. 6 december 2016 heeft klager aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij op 19 december 2016 mogelijk verhinderd zou zijn. Voorts heeft klager verweerder gevraagd wat deze bedoelt met “horen”.

1.3       Bij e-mailbericht d.d. 12 december 2016 heeft klager verweerder verzocht om klagers e-mailbericht d.d. 6 december 2016 te reageren.

1.4       Bij e-mailbericht d.d. 14 december 2016 heeft klager aan verweerder medegedeeld dat hij verhinderd was op 19 december 2016 en heeft hij verweerder verzocht om te reageren. Dit verzoek heeft klager herhaald bij e-mailbericht d.d. 20 december 2016. Bij e-mailbericht d.d. 4 januari 2017 heeft klager aan verweerder medegedeeld dat zijn klacht zou doorsturen naar het Nationaal Tuchtcollege.

1.5       De heer J, directeur van R (hierna: “de directeur”), heeft verweerder, toen bleek dat klager niet zou ingaan op de uitnodiging om te worden gehoord op 16 december 2016,  ontheven uit diens taak om als voorzitter van de klachtencommissie klagers klacht te behandelen. De directeur heeft aan verweerder medegedeeld dat hij zelf met klager in gesprek zou gaan over de klachten en heeft verweerder verzocht om niet meer te reageren op of te corresponderen met klager. Bij e-mailbericht d.d. 4 januari 2017 heeft verweerder klager verzocht om, conform de met R gemaakte afspraken, verdere correspondentie te richten aan R.

1.6       Bij e-mailbericht d.d. 16 januari 2017 heeft de directeur aan klager bevestigd dat deze geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om de klacht toe te lichten aan de klachtencommissie en dat hij, als directeur van de instelling, de klacht verder zelf zou behandelen. Bij e-mailbericht d.d. 3 februari 2017 heeft de directeur aan klager bericht dat hij, toen duidelijk werd dat klager niet zou verschijnen bij de hoorzitting, verweerder heeft verzocht om alle correspondentie door te sturen aan R.

1.7       Klager heeft zich bij verweerder beklaagd over de gang van zaken bij e-mailbericht d.d. 3 februari 2017. Bij e-mailbericht d.d. 13 februari 2017 heeft klager verweerder verzocht om alsnog te reageren.

1.8       Bij brief d.d. 10 maart 2017 heeft de directeur de gang van zaken zoals uiteengezet onder 1.5 nog eens schriftelijk aan verweerder bevestigd.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

in zijn hoedanigheid van voorzitter van de klachtencommissie de door klager ingediende klachten niet naar behoren heeft behandeld.

                        2.2       Toelichting:

Verweerder heeft niet gereageerd op verschillende e-mailberichten van klager, heeft geen nieuwe afspraak ingepland en heeft ten onrechte gesteld dat klager niet wilde meewerken. Ook heeft verweerder in strijd gehandeld met het klachtenreglement en zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

 

3             VERWEER

                        3.1       De klacht is ongegrond. Verweerder heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van voorzitter van de klachtencommissie. In die hoedanigheid heeft verweerder klager uitgenodigd teneinde te worden gehoord. Zover is het niet gekomen omdat klager van de gelegenheid om te worden gehoord geen gebruik wilde maken. Vervolgens heeft de directeur van R aangegeven dat hij de klachten van klager zelf naar tevredenheid zou oplossen en dat hij verder zelf met klager zou communiceren. De directeur heeft verweerder ontheven van zijn taak en heeft verweerder verzocht om niet meer met klager te corresponderen. Daarmee was de zaak voor verweerder afgedaan en om die reden heeft verweerder verder geen bemoeienis meer gehad met de kwestie en niet meer met klager gecommuniceerd. Ofschoon verweerder hierover duidelijker met klager had kunnen communiceren is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake.

   

4             BEOORDELING

4.1       De voorzitter overweegt dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en een behoorlijke beroepsuitoefening beoogt te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden, indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van de functie van voorzitter van de klachtencommissie zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4.2       Uit de overgelegde stukken blijkt dat de directeur van R, toen bleek dat klager niet zou ingaan op verweerders uitnodiging om te worden gehoord op 16 december 2016,  verweerder heeft ontheven uit zijn taak om als voorzitter van de klachtencommissie klagers klacht te behandelen en dat de directeur verweerder heeft verzocht om niet meer te reageren op of te corresponderen met klager. Verweerder heeft aan het verzoek van de directeur gehoor gegeven en heeft niet meer op klagers e-mailberichten gereageerd. Nu de directeur verweerder had opgedragen om niet te reageren en verweerder, gezien de mededelingen van de directeur, dat hij zelf in gesprek zou treden met klager, erop mocht vertrouwen dat de directeur zou zorgdragen voor verdere behandeling van de klacht, is van een schending van het vertrouwen in de advocatuur zijdens verweerder geen sprake.

4.3                   Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

            de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op  8 november 2017.

 

Griffier                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 november 2017

                                                                         

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl