Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-11-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:196
Zaaknummer
17-585/DB/OB/D
Inhoudsindicatie
In strijd gehandeld met artikel 6.27 lid 3 Voda door in een periode van één jaar tot twee keer toe een contante betaling van € 5.000,-- aan te nemen, zonder voorafgaand overleg met de deken en zonder dat er sprake was van feiten of omstandigheden die het aanvaarden van de contante betalingen rechtvaardigden. Gegrond. Waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 november 2017
in de zaak 17-585/DB/OB/d
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 18 juli 2017 met kenmerk nr. 48|17|032K , door de raad ontvangen op 20 juli 2017 , heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 2 oktober 2017 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van mevrouw M., adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, en verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. K.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 18 juli 2017 en de daaraan gehechte stukken;
- de nagekomen brief met bijlagen van verweerder d.d. 11 september 2017.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Op 9 november 2016 heeft verweerder van de heer K een contante betaling van € 5.000,-- in ontvangst genomen. Verweerder heeft dit geldbedrag in de kluis van zijn kantoor bewaard en op 15 november 2016 is hij naar de bank gegaan om het bedrag te storten.
2.2 Op 21 november 2016 heeft verweerder wederom van de heer K een contante betaling van € 5.000,-- in ontvangst genomen. De secretaresse van verweerders kantoor heeft het bedrag gestort bij de bank.
2.3 In januari 2017 heeft mr. K, zijnde de kantoorbestuurder van het kantoor waar verweerder werkzaam is, de CCV-opgave 2016 ingevuld. Daarbij is vastgesteld dat de ontvangst van de contante betalingen niet was voorafgegaan door overleg met de deken.
2.4 Bij e-mailbericht d.d. 30 januari 2017 heeft verweerder aan de deken medegedeeld dat hij tot twee maal toe een contante betaling in ontvangst had genomen van € 5.000,-- en dat hij had verzuimd om overleg met de deken te plegen, dat hij deze gang van zaken ten zeerste betreurt en dat hij graag tot een nadere toelichting bereid was.
2.5 Op 9 februari 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden in de dekenkamer tussen verweerder en zijn kantoorgenoot mr. K enerzijds en de deken anderzijds. De deken heeft de inhoud van dit gesprek bij e-mailbericht d.d. 22 februari 2017 bevestigd en aangekondigd een dekenbezwaar tegen verweerder in te dienen. Bij e-mailbericht van diezelfde dag heeft verweerder de ontvangst van het e-mailbericht van de deken bevestigd.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
heeft gehandeld in strijd met artikel 6.27 Verordening op de Advocatuur (hierna: “Voda”) doordat hij in een periode van één jaar tot twee keer toe een contante betaling van € 5.000,-- heeft aangenomen van één en dezelfde cliënt, zonder voorafgaand overleg met de deken en zonder dat er sprake was van feiten of omstandigheden die het aanvaarden van de contante betalingen rechtvaardigden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent de juistheid van het verwijt van de deken. Verweerder verkeerde in de veronderstelling dat de grens lag bij bedragen tot en met € 5.000,-- in plaats van tot € 5.000,--. Eerst bij het doen van de individuele CCV-opgave 2016 is verweerder erachter gekomen dat hij met de deken overleg had moeten plegen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Verweerder verkeerde bovendien in de veronderstelling dat de betalingen door de heer K werden verricht namens twee verschillende vennootschappen. Thans worden op het kantoor van verweerder geen contante betalingen meer aangenomen.
5 BEOORDELING
5.1 In artikel 6.27 Voda zijn regels vastgelegd omtrent de ontvangst en betaling van contante gelden. Contant betalingsverkeer dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Uitgangspunt is dat betalingen giraal plaatsvinden. Artikel 6.27 lid 2 Voda creëert een uitzondering op dit uitgangspunt, namelijk dat de advocaat in het kader van zijn praktijkuitoefening contante betalingen mag verrichten of aanvaarden indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. Het derde lid van artikel 6.27 Voda verplicht de advocaat om te overleggen met de deken bij het verrichten of aanvaarden van contante betalingen van bedragen van € 5.000,-- of meer in een zaak of in een periode van een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt.
5.2 Verweerder heeft erkend dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 6.27 lid 3 Voda door binnen een periode van één jaar tot twee maal toe een betaling in ontvangst te nemen van € 5.000,-- in contanten zonder voorafgaand aan het aanvaarden van die betaling overleg met de deken te voeren en zonder dat er sprake was van feiten en omstandigheden die het in ontvangst nemen van contante betalingen rechtvaardigden. Daarmee staat vast dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat het dekenbezwaar gegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft gehandeld in strijd met de Voda hetgeen hem tuchtrechtelijk wordt aangerekend. De raad neemt in zijn overweging echter ook mee dat verweerder zelf alsnog spontaan melding gemaakt heeft van zijn fout bij de deken nadat hij zich daarvan bewust was geworden. Daarmee heeft verweerder niet alleen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen, maar ook zijn verantwoordelijkheid genomen door zelf contact met de deken op te nemen en zich open te stellen voor onderzoek door de deken. In deze omstandigheden kan naar het oordeel van de raad worden volstaan met oplegging van een waarschuwing.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1. De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,-- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht , voorzitter, A. Groenewoud, A.J.F. van Dok leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2017 .
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2017
verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl