Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:242

Zaaknummer

17-753/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Klaagster en verweerder hebben wel persoonlijk contact gehad. Dat verweerder nooit heeft gereageerd op e-mails heeft klaagster niet onderbouwd. Verweerder heeft wel onderzoek gedaan.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 13 november 2017

in de zaak 17-753/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 14 september 2017 met kenmerk 4017-0446, door de raad ontvangen op 18 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft op 24 april 2017 het inloopspreekuur van het kantoor van verweerder bezocht in verband met een geschil met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Klaagster heeft toen gesproken met een medewerker van het kantoor. (Het kantoor van) verweerder heeft de zaak aangenomen en aan klaagster is diezelfde dag een opdrachtbevestiging gestuurd. Op 26 april 2017 heeft verweerder van het Juridisch Loket een verwijzigingsdocument terzake ontvangen en vervolgens is een toevoeging aangevraagd en verkregen. Klaagster heeft de eigen bijdrage op 18 mei 2017 voldaan.

1.2 Op 18 mei 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. Dit gesprek was van korte duur omdat verweerder (10 minuten) te laat was.

1.3 Verweerder (of zijn medewerker) heeft vervolgens contact opgenomen met de deurwaarder en met de SVB. Bij e-mail van 9 juni 2017 heeft de medewerker van het kantoor van verweerder klaagster onder meer het volgende bericht:

“In opgemelde aangelegenheid bericht ik u namens [verweerder] als volgt.

Op 18 mei jl. heeft u gesproken met [verweerder] omtrent uw zaak. (…)

Inmiddels hebben wij gesproken met Van Arkel deurwaarders. Deze konden ons in verband met privacyredenen geen informatie verschaffen over de telefoon.

Vervolgens hebben wij telefonisch contact opgenomen met de SVB. Deze geven aan dat er momenteel twee beslaglegging zijn. Deze beslagleggingen zijn gelegd door De Klerk & de Vis (…) En daarnaast heeft Van Arkel een openstaande vordering van 1.836,80. (…) De vordering van Van Arkel ziet op een achterstallige betaling van de zorgverzekering (…) Dit betreft een bedrag ad 180,46 euro per maand. Op basis van vooroverhelde kunnen andere beslagleggingen in verband met de beslagvrije voet niet worden uitgevoerd. Eventueel wordt het vakantiegeld (…) ingehouden.

Naast bovengenoemde vorderingen vindt er een verrekening plaats vanuit de SVB, vermoedelijk vanwege een te hoge uitkering eerder. Dit is een bedrag ad 25,25 per maand waarvoor in mei nog een totaalbedrag ad 176,31 van openstond.

Nu het beslag niet ten uitvoer kan worden gelegd is er ook geen reden om een executiegeschil te entameren. Derhalve zal ik overgaan tot sluiting van het dossier.”

1.4 Bij brief van 19 juni 2017 heeft klaagster zich bij het kantoor van verweerder beklaagd over de gang van zaken. De medewerker van het kantoor van verweerder heeft hierop namens verweerder bij brief van 5 juli 2017 gereageerd.

1.5 Op het dekenspreekuur van 29 juni 2017 heeft klaagster een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) nooit persoonlijk contact met klaagster heeft opgenomen;

b) nooit heeft gereageerd op e-mails van klaagster;

c) niet heeft gedaan wat klaagster hem heeft gevraagd;

d) privé informatie over klaagster heeft opgevraagd bij de SVB en de deurwaarder.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.2 Voorts geldt dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat verwacht mag worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt.

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.4 Niet is in geschil dat klaagster en verweerder op 18 mei 2017 een (kort) gesprek met elkaar hebben gehad. Dat dit gesprek op initiatief van klaagster tot stand zou zijn gekomen, zoals klaagster stelt, doet er niet aan af dat klaagster en verweerder wel persoonlijk contact met elkaar hebben gehad. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat hij klaagster op 18 mei 2017 heeft voorgesteld om kosteloos een nieuwe afspraak in te plannen voor een gesprek. Dat verweerder niet eerder dan 18 mei 2017 contact met klaagster heeft opgenomen valt verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten, aangezien klaagster de eigen bijdrage pas op die datum heeft voldaan en het een advocaat niet kan worden tegengeworpen dat hij pas met zijn werkzaamheden aanvangt na het verkrijgen van een toevoeging en het ontvangen van de eigen bijdrage. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Dat verweerder nooit heeft gereageerd op e-mails van klaagster heeft klaagster niet onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. Daarin zit slechts één brief van klaagster aan verweerder (de brief van 19 juni 2017), waarop namens verweerder op 5 juli 2017 is gereageerd. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.6 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij niet heeft gedaan wat zij hem naar eigen zeggen heeft verzocht, te weten onderzoek doen naar de maandelijks door de SVB ingehouden bedragen in relatie tot een brief van de deurwaarder in verband met een vordering van de SVB van ongeveer € 3.000,-.

4.7 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met de deurwaarder en met de SVB om duidelijkheid te krijgen over de in de brief van de deurwaarder gestelde vordering van de SVB. Verweerder heeft de uitkomst van dat telefonisch contact aan klaagster teruggekoppeld in de e-mail van 9 juni 2017. Verweerder heeft aldus onderzoek gedaan naar de maandelijkse inhouding door de SVB in relatie tot de brief van de deurwaarder met daarin een vordering van de SVB en is naar aanleiding van dat onderzoek tot de conclusie gekomen dat een executiegeschil niet nodig is. Verweerder heeft daarmee voldaan aan de opdracht van klaagster. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.8 Klaagster heeft dit klachtonderdeel in het geheel niet feitelijk onderbouwd. Zo is niet duidelijk welke (niet voor de zaak van belang zijnde) privé informatie verweerder zou hebben opgevraagd bij de deurwaarder en/of de SVB. Reeds gelet hierop is klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 13 november 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 november 2017 verzonden.