Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-12-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:243
Zaaknummer
17-023/DH/RO
Inhoudsindicatie
Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 4 december 2017
in de zaak 17-023/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 3 maart 2017 van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 31 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief van 9 januari 2017 met kenmerk R 2016/98 ml/mb aan de raad, door de raad ontvangen op 10 januari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 3 maart 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde datum is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 28 maart 2017, door de raad op diezelfde datum per e-mail ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 2 oktober 2017 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder, vergezeld van [kantoorgenoot].
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 28 maart 2017 van klager.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft de wederpartij(en) van klager bijgestaan in een geschil. Klager werd bijgestaan door een andere advocaat, genaamd mr. Z.
2.2 Bij brief van 31 juli 2016, door de deken per e-mail ontvangen op 2 augustus 2016 en per post op 4 augustus 2016, heeft klager een klacht ingediend over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) de wijze waarop hij kantoor houdt niet voldoet aan de daarvoor geldende normen (zoals gedragsregel 33 en artikel 6.2 van de Verordening op de advocatuur);
b) hij niet de standaardregel hanteert dat een later gemaakte afspraak moet wijken voor een eerder gemaakte afspraak;
c) hij met zijn handelwijze gedragsregel 3 heeft geschonden;
d) hij vanaf het begin geen mandaat had voor een minnelijke schikking en alleen maar schikkingsonderhandelingen heeft voorgesteld opdat klager zou instemmen met zijn uitstel, vanwege verweerders vakantie.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en alle relevante omstandigheden van het geval bij haar oordeel heeft betrokken. Klager heeft in het verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.
5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel d) overweegt de raad nog dat klager in het inhoudelijke geschil werd bijgestaan door een advocaat, zodat die - als bewaker van het proces - namens klager had kunnen informeren naar de (vermeende) intenties van verweerder en zonodig hierop actie had kunnen ondernemen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2017.
Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2017 verzonden.