Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:247

Zaaknummer

17-813/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat kennelijk ongegrond. Het valt verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten dat mr. A is gaan optreden tegen klager. Dat verweerster vertrouwelijke informatie over klager aan mr. A heeft verstrekt heeft klager op geen enkele wijze onderbouwd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 17 november 2017

in de zaak 17-813/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 oktober 2017 met kenmerk 4017-0367, door de raad ontvangen op 5 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klager in 2014 bijgestaan in vreemdelingendetentie. Nadat klager in vrijheid was gesteld is hij een aantal keer met zijn vriendin op het kantoor van verweerster geweest om zich over de EU-route te laten adviseren. Verweerster huurt kantoorruimte van en bij mr. A, een straf- en familierecht advocaat.

1.2 Op 13 april 2016 is klager opnieuw in vreemdelingenbewaring gesteld. Hiertegen heeft verweerster namens klager beroep ingesteld.

1.3 In 2016 is de vriendin van klager overleden. Klager en zijn vriendin hadden samen een (nog minderjarige) dochter. In de periode na het overlijden hebben klager en verweerster regelmatig telefonisch contact gehad, onder meer over het gezag over en omgang met de dochter. Eind mei 2016 heeft verweerster klager hiervoor doorverwezen naar een familierechtadvocaat, mr. F.

1.4 Op 10 augustus 2016 is klager overgedragen uit vreemdelingendetentie naar strafrechtelijke detentie. Verweerster heeft daarna geen contact meer met klager gehad.

1.5 Op enig moment, in 2016 dan wel april 2017, is verweerster een samenwerkingsverband aangegaan met (onder meer) mr. A. Mr. A heeft de familie van de overleden vriendin van klager bijgestaan in een voogdijprocedure tegen klager, waarin op 25 augustus 2016 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en op dezelfde dag een beschikking is afgegeven

1.6 Bij brief van 26 mei 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) de belangen van klager heeft behartigd, terwijl tegelijkertijd mr. A de familie van de overleden vriendin van klager heeft bijgestaan in een voogdijprocedure tegen klager;

b) vertrouwelijke informatie over klager met mr. A heeft gedeeld, die mr A. in de voogdijprocedure heeft ingebracht.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Dit klachtonderdeel ziet kennelijk op Gedragsregel 7 lid 4. Daaruit volgt dat de advocaat in beginsel niet mag optreden tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Het klachtonderdeel komt er in de kern op neer dat klager verweerster verwijt dat mr. A, met wie verweerster een samenwerkingsverband heeft, tegen hem is gaan optreden in een voogdijprocedure over zijn dochter. Daargelaten de vraag wanneer het samenwerkingsverband tussen verweerster en mr. A is aangevangen – in 2016 of 2017 – valt het verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten dat mr. A is gaan optreden tegen klager; mr. A is immers als enige tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor haar handelen. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt de voorzitter dat klager op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat verweerster vertrouwelijke informatie over klager aan mr. A zou hebben verstrekt, die mr. A zou hebben ingebracht in de voogdijprocedure. Ook het klachtdossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 17 november 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 17 november 2017 verzonden.