Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:250

Zaaknummer

17-836/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat curatoren. Uitlatingen zijn niet onnodig grievend.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  30 november 2017

in de zaak 17-836/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

  

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 oktober 2017 met kenmerk 4017-0389, door de raad ontvangen op 19 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Een bekende van klager is in 2015 onder curatele gesteld. De advocaat van de curandus, mr. B, heeft de kantonrechter namens de curandus verzocht om opheffing dan wel wijziging van de curatele. De curatoren (de echtgenote en dochter van de curandus) worden in die procedure bijgestaan door verweerster.

1.2 Op 8 november 2016 heeft er een zitting plaatsgevonden. Bij brief van 22 november 2016 heeft klager zich bij de kantonrechter beklaagd over door verweerster in het geding gebrachte stukken waarin onwaarheden over hem zouden staan.

1.3 Bij beschikking van 29 november 2016 heeft de kantonrechter het verzoek van de curandus afgewezen. Tegen deze beschikking is hoger beroep ingesteld.

1.4 Op 21 april 2017 heeft verweerster bij de deken van de Orde van Advocaten Rotterdam een klacht ingediend over mr. B. In de klacht staat, voor zover van belang:

“Op verzoek van Cliënten heb ik op enig moment een email verzonden naar diverse vrienden van [de curandus]. (…) Die email was een verzoek om rust, nadat de echtgenote van [de curandus] weer eens was lastig gevallen. Zij was benaderd door [klager]. Iemand die zij niet kende, die zij nog nooit had ontmoet en die ook niet behoorde tot de contacten van [de curandus]. [Klager] meende dat [de curandus] meer vrijheid moest krijgen en wilde dat bespreken. Hij wilde dat namens de heer [de J], wel een oude bekende van de familie, die in Amerika woont.

De echtgenote is daar niet op ingegaan, waarna [klager] de dochter belde met hetzelfde verhaal. [Klager] liet duidelijk zijn intenties blijken. Hij dreigde de dochter met een rechtszaak als zij niet met hem in gesprek zou gaan. Hij deelde mee daartoe contact te hebben met een vriendin die advocaat is ([mr. B]). (…)

Daarop meldde zich [mr. B]. Zij wenste een gesprek. Bij brief van 8 augustus 2016 deelde zij mee, de mogelijkheden te onderzoeken om de gedwongen opname van [de curandus] te wijzigen en de curatele te wijzigen dan wel op te heffen. Zij deed dat samen met [klager]. Zij stelde dat [klager] een goede vriend zou zijn van [de curandus] en dat hij zijn pastoraal leider zou zijn. Hij zou bovendien al vele jaren bekend zijn bij de familie.

Zoals reeds gesteld, was [klager] helemaal geen goede vriend van [de curandus], hij was noch bij [de curandus] noch bij de rest van de familie bekend. Daarnaast is hij niet de pastoraal leider van [de curandus]. (…) Navraag en onderzoek leerde dat (…) [klager] fondsen blijkt te werven en geld blijkt nodig te hebben voor o.a. het oprichten van een kerk (…) In dat licht is het op zijn minst opmerkelijk dat hij opeens goede vrienden is met [de curandus] en graag wil dat de curatele wordt opgeheven.”

1.5 Bij brief van 8 juni 2017 heeft mr. B namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klager bij herhaling lastert en leugens over hem uit, waardoor hij wordt aangetast in zijn goede naam.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert primair aan dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht, nu zij niet de advocaat van klager is noch de advocaat van de wederpartij van klager en zij ook overigens niets met klager van doen heeft. Subsidiair is verweerster van mening dat de klacht ongegrond is.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter is allereerst van oordeel dat, anders dan verweerster heeft aangevoerd, klager ontvankelijk is in zijn klacht. De opmerkingen van verweerster waarover klager zich beklaagt zien immers op de persoon van klager. Hij heeft aldus een voldoende rechtstreeks belang bij de klacht. Dat klager cliënt noch wederpartij van verweerster is doet aan het voorgaande niet af.

4.2 Het verwijt dat klager verweerster maakt is dat zij hem bij herhaling lastert en bij herhaling leugens over hem uit. De strekking van de stellingen van verweerster is steeds dat klager helemaal geen echte vriend van de curandus is en dat hij een nieuwe kerk wil oprichten/bouwen en daarom achter het geld van de curandus aanzit. Volgens klager is dit pertinent niet waar.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft de opmerkingen over klager gemaakt als advocaat ter behartiging van de belangen van haar cliënten. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij en geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.4 De opmerkingen van verweerster waarover klager zich beklaagt hebben betrekking op de intenties van klager in relatie tot de belangen van de curandus die de cliënten van verweerster, de curatoren, zich dienen aan te trekken. De opmerkingen waren dus functioneel voor de zaak die verweerster bepleitte en derhalve niet onnodig grievend. Verweerster heeft voorts terecht aangevoerd dat zij mag afgaan op informatie van haar cliënten en dat zij slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden die informatie te controleren. Niet is gebleken dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is. 

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend  voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 30 november 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 30 november 2017 

verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl.