Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-08-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:247
Zaaknummer
7216
Inhoudsindicatie
Geen wettelijke grondslag voor gevraagde verwijzing verzocht wegens belangenverstrengeling. Klacht tegen deken die klacht onderzoekt tegen andere deken in het hofressort.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 28 augustus 2014
in de zaak 7216
in de klachtzaak van:
klagers
tegen:
verweerder
1 HET VERZOEK
De voorzitter van het hof verwijst naar de brief met bijlagen van de griffier van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage (verder: de raad) van 16 juni 2014 waarin de griffier van de raad het hof verzoekt de klacht voor behandeling naar een andere deken dan een deken gevestigd in het ressort ‘s-Gravenhage te verwijzen.
2 DE BEOORDELING
2.1 De griffier van de raad verzoekt een andere deken aan te wijzen voor instructie van de door klagers tegen verweerder ingediende klacht, omdat de klacht zich richt tegen verweerder handelend in diens hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam, inzake een kwestie waarin de deken een klacht van klagers tegen de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement ’s-Gravenhage onderzoekt en klager meent dat er sprake is van belangenverstrengeling.
2.2 Klagers hebben de Raad van Discipline bij brief van 14 juni 2014 verzocht de klacht aan de deken in een andere ressort te verwijzen.
2.3 Klachten tegen een deken van de Orde van Advocaten worden op grond van Artikel 46c lid 4 Advocatenwet door de voorzitter van de raad verwezen naar de deken van een andere orde in zijn ressort teneinde te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in Artikel 46c, 46d en 46e omschreven.
2.4 Artikel 46a lid 3 bepaalt dat klachten tegen leden, plaatsvervangende leden en de griffier van de Raad van Discipline worden verwezen naar een andere raad door de voorzitter van het Hof van Discipline.
2.5 Behoudens voormelde grondslagen bestaat geen wettelijk grondslag voor verwijzing van een klacht tegen een deken die een klacht onderzoekt tegen een deken uit het enig ander arrondissement in zijn hofressort. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van de griffier dient te worden afgewezen. Het hof kan de door klager gestelde belangenverstrengeling derhalve niet in zijn oordeel betrekken.
BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
wijst af het verzoek van de griffier van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Gravenhage van 8 mei 2014.
Aldus beslist op 28 augustus 2014 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter.