Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0401
Zaaknummer
5619
Inhoudsindicatie
Beklag tegen verzet Raad van Toezicht tot inschrijving op tableau afgewezen. Klager had noch patroon, noch buitenpatroon. Gegronde wens dat verzoeker niet aan regelgeving zal voldoen.
Uitspraak
8 maart 2010
No. 5619
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het beklag van
klager,
tegen een beschikking van:
de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg,
hierna te noemen: de raad.
1. Het beklag en de daaropvolgende procedure
1.1 In een verzoekschrift houdende beklag, door de griffie van het hof op 9 november 2009 ontvangen, heeft klager zich beklaagd over de beschikking van de raad van 29 september 2009, diezelfde dag aan hem toegezonden, houdende verzet van de raad tegen zijn inschrijving als advocaat. Dit verzoekschrift strekt tot gegrondverklaring van zijn beklag.
1.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 januari 2010, waar klager is verschenen. De deken heeft telefonisch laten weten te zijn verlaat wegens vertraging in het treinverkeer.
1.3 Behalve van het beklag met bijlagen, heeft het hof kennis genomen van:
- de brief van 13 november 2009 van de raad aan het hof;
- de antwoordmemorie van de raad van 21 december 2009.
2. De voorgeschiedenis
Op 21 augustus 2009 heeft klager een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Middelburg, houdende het verzoek om te worden ingeschreven als advocaat in het arrondissement Middelburg. Bij brief van 27 augustus 2009 heeft de secretaris van de raad klager geschreven - voor zover hier van belang - dat de raad van verzoeker graag ontvangt, voor het geval klager eerder elders beëdigd is geweest, een kopie van zijn stageverklaring of, voor het geval klager niet eerder als advocaat beëdigd is geweest, een bereidverklaring van een beoogd patroon of beoogd buitenpatroon om als zodanig te fungeren. Toen een reactie van klager op deze brief uitbleef heeft de raad verzet ingesteld tegen het verzoek tot inschrijving.
3. Het verzet
De raad heeft bij brief aan de Rechtbank Middelburg van 29 september 2009 verzet ingesteld tegen het verzoek tot inschrijving. Daartegen heeft klager op 9 november 2009 beklag gedaan.
4. De beoordeling
De grond voor het verzet van de raad is dat gegronde vrees bestaat dat verzoeker inbreuk zal maken op de voor advocaten gelden wetten nu niet is gebleken dat klager conform artikel 9b Advocatenwet de praktijk zal uitoefenen onder toezicht van een andere advocaat die voldoet aan de voorwaarden die krachtens de Advocatenwet en de Stageverordening 2005 en het plaatselijke stagereglement aan een toezichthoudende advocaat worden gesteld.
In zijn beklag stelt klager dat hij gezien zijn leeftijd, 47 jaar, geen kans heeft om in de advocatuur in dienstverband aan de slag te komen, dat een open sollicitatie per e- mail aan alle advocatenkantoren in het arrondissement geen enkele positieve reactie heeft opgeleverd. Bovendien vraagt klager zich af hoe hij aan de vereisten moet voldoen. Tevens stelt klager dat de door de raad aangehaalde bepalingen mededingingsbeperkende maatregelen zijn, die hem niet tegengeworpen mogen worden. In zijn antwoordmemorie merkt de raad nog op dat de raad naar aanleiding van de inhoud van het beklagschrift klager nadere vragen heeft gesteld, op welke brief klager niet heeft gereageerd.
Met de raad is het hof van oordeel dat er gegronde vrees bestaat dat klager niet zal voldoen aan de vereisten van artikel 9b van de Advocatenwet, nu hij geen patroon of buitenpatroon bereid heeft gevonden om toezicht te houden.
Het hof onderschrijft het standpunt van de raad dat de uit de regeling voortvloeiende mededingingsrechtelijke gevolgen noodzakelijk zijn ter verzekering van de goede uitoefening van het beroep van advocaat. Het beklag van klager dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
5. De beslissing
Het hof:
verklaart het beklag tegen de beslissing van de Raad van Toezicht in het arrondissement Middelburg van 29 september 2009 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. P.J. Baauw, A.D.R.M. Boumans, G. Creutzberg en A.G. Scheele-Mülder, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2010.