Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:204

Zaaknummer

17-332/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klaagster heeft bij verweerder een klacht ingediend over haar advocaat. Deze klacht werd door verweerder samengevat, maar klaagster voelde zich in die samenvatting niet gekend. Klaagster had behoefte aan een bemiddelingsgesprek bij de deken en had ook een dekenstandpunt verwacht. Dat kwam echter niet en klaagster voelt zich daardoor niet gehoord in haar klacht. Geen verplichting voor verweerder tot het voeren van een gesprek of het innemen van een dekenstandpunt.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 13 november 2017

in de zaak 17-332/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 1 juni 2017 de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 24 augustus 2016 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij het Hof van Discipline. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing d.d. 29 augustus 2016 voor onderzoek van de klacht de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) aangewezen.

1.2      Bij brief aan de raad van 2 mei 2017, met kenmerk K16-115, door de raad ontvangen op 3 mei 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 1 juni 2017 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 juni 2017 is verzonden aan klaagster.

1.4      Bij brief van 20 juni 2017 , door de raad ontvangen op 23 juni 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 september 2017 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder heeft de raad bij brief van 28 juli 2017 aangegeven verhinderd te zijn en medegedeeld de zitting niet te zullen bijwonen.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 20 juni 2017.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

 

 

3          VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

-           klaagster tekent verzet aan tegen het feit dat gezien het belang van onderhavige kwestie en de voorliggende beperking van verdere beroepsmogelijkheden er sprake is van een voorzittersbeslissing van een plaatsvervangende voorzitter zonder dat er een hoorzitting is georganiseerd over de door klaagster gesignaleerde onopgeloste problemen betreffende de betrokken advocaat.

-           klaagster tekent daarnaast verzet aan tegen het feit dat het voor een klager onmogelijk is een eenduidige en gelijktijdige klachtenprocedure vorm te geven tegen zowel de advocaat als de Deken.

 

4          BEOORDELING

4.1      Klaagster heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat zij in verzet is gekomen van de voorzittersbeslissing omdat zij zich niet gehoord voelde. Klaagster heeft bij verweerder een klacht ingediend over haar advocaat. Deze klacht werd door verweerder samengevat, maar klaagster voelde zich in die samenvatting niet gekend. Klaagster had behoefte aan een bemiddelingsgesprek bij de deken en had ook een dekenstandpunt verwacht. Dat kwam echter niet en klaagser voelt zich daardoor niet gehoord in haar klacht. De raad begrijpt dat het voor klaagster frustrerend is dat zij nooit haar verhaal heeft kunnen doen en dat zij geen kennis heeft kunnen nemen van een dekenstandpunt. Iedere deken behandelt klachten op zijn eigen manier. Verweerder heeft als deken van Amsterdam de gewoonte om geen gesprekken te houden en geen dekenstandpunt in te nemen. Dat betekent echter niet dat de deken zijn toezichthoudende taak niet goed heeft uitgevoerd.

4.2      De raad is dan ook van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.F.E. Kikken, W.H.N.C. van Beek leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 november 2017.

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 november 2017

 

verzonden aan:

-           klaagster

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant

 

 

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.