Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:42

Zaaknummer

6601

Inhoudsindicatie

Betalingsachterstanden ordebijdragen en jegens rechtbank ondank afspraken niet weggewerkt. Niet bereikbaar voor deken. Geen aangifte CCV gedaan en bijscholing onbekend. Verzwaring maatregel. Schrapping. Verweerder is niet verschenen ondanks bericht van de voorzitter dat zijn komst gewenst ws. Onaanvaardbaar dat verstek in de weg zou staan aan verzwaring maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 3 juni 2013

in de zaak 6601

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten in het

Arrondissement Zeeland-West-Brabant

de deken

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 8 oktober 2012, onder nummer B 186-2012, aan partijen toegezonden op 9 oktober 2012, waarbij een bezwaar van de deken tegen verweerder in alle onderdelen gegrond is verklaard en de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 november 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken;

- de brief van de deken aan het hof van 7 februari 2013.

2.3 Het hoger beroep heeft voor de eerste maal gediend ter openbare zitting van 1 maart 2013, waar alleen de deken is verschenen. Van verweerder is op die dag om 10.43 uur een e-mailbericht ontvangen dat als volgt luidt:

“Heden om 12.15 uur vindt plaats de zitting van het Hof van Discipline inzake mijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline van 8 oktober 2012. Ik deel u mede dat ik wegens ziekte verhinderd ben om de zitting bij te wonen.”

  Het hof heeft de behandeling aangehouden.

2.4 Ter toelichting op die aanhoudingsbeslissing heeft de griffier bij brief van 25 maart 2013 aan verweerder het volgende geschreven:

“Namens mr. Van Maanen, die de zitting van 5 april a.s. zal voorzitten, deel ik u het volgende mee.

Op de rol staan de zaken 6601 en 6699, beide gericht tegen u als verwerende advocaat. Bij de behandeling van deze beide zaken door de Raad van Discipline bent u niet verschenen. Bij de behandeling van zaak 6601 door het hof, eerder geappointeerd op 1 maart jl., bent u evenmin verschenen. Wel hebt u in de ochtend van 1 maart 2013 een fax gestuurd waarin u meldde ziek te zijn. Hoewel geen doktersverklaring was bijgevoegd, is de zaak toch aangehouden, op de enkele grond dat zaak 6699 inmiddels eveneens gereed was voor mondelinge behandeling en beide zaken dus op één zitting behandeld zouden kunnen worden.

Aangezien het hof efficiënt dient om te gaan met schaarse zittingsruimte, verwacht de voorzitter niet dat opnieuw aanhouding zal worden verleend. Hij verleent u toestemming om u te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, indien u niet zelf kunt of wilt verschijnen. Uiteraard verdient het de voorkeur dat u wel zelf verschijnt.

Kopie van deze brief zend ik aan uw wederpartijen.”

   2.5 Het hoger beroep heeft voor de tweede maal gediend ter openbare zitting van 5 april 2013, waar wederom alleen de deken is verschenen.  Van verweerder is op die dag om 9.38 uur een e-mailbericht ontvangen dat als volgt luidt:

“Heden vindt om 10.45 uur de zitting in de zaken met nummers 6601 en 6699 plaats. Ter uwer informatie deel ik u mede dat ik mij niet in staat voel de zitting bij te wonen en dat ik dus niet zal verschijnen. Voor wat mijn standpunten betreft volhard ik bij wat ik in mijn beroepschriften in beide zaken heb gesteld.”

3 HET BEZWAAR

Het bezwaar van de deken houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken heeft het bezwaar als volgt toegelicht:

1. Aanvankelijke financiële problemen hebben zich verder uitgebreid tot problemen van andere aard, waaruit de deken niet anders kan dan concluderen dat verweerder handelt zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

2. Naast het niet voldoen van de ordebijdragen over de jaren 2009, 2010 en 2011 zijn er ook betalingsachterstanden bij de rechtbank wegens onbetaald gebleven griffierechten. Ondanks toezeggingen om met de bank en schuldeisers in gesprek te gaan en om met schuldeisers regelingen te treffen is de deken daarvan niet gebleken. Afspraken om de ordebijdragen in termijnen te betalen worden niet nagekomen.

3. Verweerder houdt zich onbereikbaar voor de deken, reageert niet op verzoeken, informeert haar onvolledig dan wel onjuist, waardoor het voor de deken onmogelijk is om toezicht te houden op zijn praktijkvoering.

4. Verweerder heeft geen aangifte CCV 2011 gedaan, ondanks zijn verplichting daartoe.

5. Het onderhoud van zijn vakinhoudelijke kennis is naar het zich laat aanzien beneden peil. Hij heeft geen bibliotheek, geen andere recente gegevensdragers of toegang daartoe en onbekend is of hij zich permanent laat bijscholen.

6. Verder is er een klacht ingediend die de deken verontrust ten aanzien van het naar behoren uitvoeren van zijn opdracht. Deze klacht berust inmiddels ter beoordeling onder de raad.

7. Verweerder heeft de deken laten weten dat hij zich wil laten schrappen van het tableau onder erkenning van de problemen. Tot nog toe zijn er geen tekenen die wijzen op realisering van zijn voornemen.

4 FEITEN

De feiten die genoemd zijn in de onderdelen 2 en 4 van het bezwaar zijn door verweerder niet weersproken.

5 BEOORDELING

de (on)gegrondheid van het bezwaar

5.1 De raad heeft het bezwaar in al zijn onderdelen gegrond verklaard. Het hof zal de beslissing vernietigen voor zover deze betrekking heeft op:

- Onderdeel 1, omdat het slechts een inleiding behelst op onderdeel 2, en zelf geen concreet handelen of nalaten van verweerder omschrijft;

- Onderdeel 6, omdat het hof bij afzonderlijke beslissing van heden heeft beslist op de daarin bedoelde klacht;

- Onderdeel 7, omdat het bij uitsluiting aan verweerder is om te beslissen of hij al dan niet uitvoering geeft aan een voornemen om zich vrijwillig te laten schrappen van het tableau.

Voor zover verweerder grieven heeft aangevoerd tegen de gegrondverklaring van deze onderdelen door de raad, behoeven deze geen nadere bespreking.

5.2 Ter zake van onderdeel 2 (en de inleiding daarop, onderdeel 1) maakt verweerder bezwaar tegen de passage in r.o. 5.2 van de aangevallen beslissing waarin de raad zegt dat sprake is van meerdere schuldeisers die hebben aangekondigd verweerders faillissement aan te vragen. Volgens verweerder is dat niet juist. Wat daarvan zij, in de eigen stellingen van verweerder ligt besloten dat hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen (in de zin van artikel 1 van de Faillissementswet). De grief leidt niet tot vernietiging van de gegrondverklaring van onderdeel 2. Datzelfde geldt voor de opmerking van verweerder dat hij naar zijn (beperkte) vermogen zijn schulden tracht af te lossen.

5.3 Verweerder betwist in algemene termen de feiten die in onderdeel 3 zijn gesteld. De deken heeft die feiten evenwel minutieus gespecificeerd in het bezwaar dat zij bij de raad heeft ingediend. Verweerder heeft die specificatie in eerste aanleg niet betwist: hij heeft bij de raad geen schriftelijk verweer ingediend en is evenmin verschenen ter zitting van de raad. Ook in hoger beroep gaat hij op de specificatie niet in. Het hof verenigt zich dan ook met de gegrondverklaring van dit onderdeel door de raad, wegens onvoldoende betwisting van de feitelijke grondslag ervan.

5.4 De in onderdeel 4 bedoelde verplichting om jaarlijks een aangifte doen voor de Centrale Controle Verordeningen (CCV) is neergelegd in artikel 12 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Daarom faalt de grief die verweerder richt tegen de overweging van de raad, inhoudende dat verweerder de voorschriften van die verordening niet naleeft. Dat verweerder geen aangifte CCV 2011 heeft gedaan staat vast. Het onderdeel is door de raad terecht gegrond verklaard.

5.5 Verweerders grief tegen de gegrondverklaring van onderdeel 5 slaagt in zoverre dat de deken inderdaad geen concrete gevallen heeft aangevoerd waarin de kennis van verweerder tekortgeschoten is. Bij gebreke daarvan zou het ontbreken van een bibliotheek of andere gegevensdragers mogelijk een rol kunnen spelen bij de beoordeling van een verzoek ex artikel 60b van de Advocatenwet, maar niet in een klachtprocedure. Het eerste deel van het onderdeel zal daarom alsnog ongegrond verklaard worden.

Het onderdeel is echter door de raad terecht gegrond verklaard voor zover het inhoudt dat onbekend is of verweerder zich permanent laat bijscholen. Evenals verweerder zelf leest het hof daarin het verwijt dat hij niet voldoet aan de opleidingseisen, vervat in artikel 3 van de Verordening op de vakbekwaamheid. Van de gegrondheid van dat verwijt moet voor wat betreft het jaar 2011 worden uitgegaan op de enkele grond dat verweerder heeft verzuimd de aangifte CCV over dat jaar in te dienen.

maatregel

 5.6 Verweerders grieven tegen de door de raad opgelegde maatregel en de motivering daarvan behoeven geen bespreking aangezien het hof opnieuw zal beslissen en motiveren welke maatregel passend en geboden is.

 5.7 Omtrent de ernst van de verwijten die in de onderhavige zaak gegrond bevonden zijn, overweegt het hof als volgt.

  Aan verweerder zijn tweemaal eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd ter zake van het onbetaald laten van schulden. De eerste wanbetaling dateert van 2005, in elk van de daarop volgende jaren zijn verdere wanbetalingen opgetreden. Wat ook de oorzaak mag zijn geweest van verweerders financiële problemen, van een advocaat kan niet worden getolereerd dat hij jaar in jaar uit schulden onbetaald laat die voortvloeien uit zijn beroepsuitoefening.

  Dekentoezicht is essentieel voor het vertrouwen in de advocatuur, het frustreren daarvan brengt dat vertrouwen in gevaar.

5.8 Bij eveneens heden uitgesproken beslissing heeft het hof een tegen verweerder gerichte klacht gegrond verklaard, die inhield dat verweerder:

- na in 2005 aan een cliënt toegezegd te hebben diens wederpartij te zullen dagvaarden, daaraan in de daarop volgende zeven jaar geen uitvoering heeft gegeven;

- in die zeven jaren die cliënt bij voortduring heeft gevoed met informatie die moest doen geloven dat de procedure aanhangig was, en uiteindelijk heeft meegedeeld dat klagers vordering bij vonnis integraal was toegewezen.

5.9 Op grond van het onder 5.7 en 5.8 overwogene oordeelt het hof dat verweerder in zodanige mate heeft gehandeld in strijd met elk van de drie normen die in artikel 46 van de Advocatenwet zijn opgesomd, dat hij het vertrouwen heeft verspeeld dat in hem als advocaat gesteld moet kunnen worden. Het hof zal dan ook, met de krachtens artikel 57 lid 5 van de Advocatenwet vereiste eenparigheid van stemmen,  de door de raad opgelegde maatregel verzwaren tot die van schrapping van het tableau.

 5.10 Daaraan staat niet in de weg dat verweerder ter zitting van het hof niet is  verschenen. Daartoe is het volgende redengevend.

Zoals hierboven (in 2.4) vermeld, is tijdig voor de zitting van 5 april 2013 aan verweerder bericht gezonden dat zijn komst gewenst werd geacht, en dat hij zich zou kunnen laten vertegenwoordigen indien hij niet zelf zou kunnen of willen verschijnen. Hij heeft het een noch het ander gedaan (2.5).

Voorts heeft verweerder op grond van de gedingstukken in beide zaken kunnen verwachten dat de mogelijkheid van schrapping door het hof in overweging zou worden genomen:

- in de onderhavige zaak heeft de deken in haar antwoordmemorie opgemerkt dat, in plaats van de door de raad in die zaak opgelegde maatregel van schorsing voor de duur van zes maanden, ‘schrapping van het tableau wellicht een passender maatregel was geweest’;

- in de zaak die in 5.8 is bedoeld heeft de raad overwogen dat ‘schrapping thans niet geboden is’; verweerder wist dat nu, ter zitting van 5 april 2013, niet alleen de zaak van klager maar ook die van de deken zou worden behandeld.

Mede gelet op deze waarschuwingen acht het hof het onaanvaardbaar dat verweerder, enkel door verstek te laten gaan, zou ontsnappen aan de verzwaring van de maatregel die het hof met eenparigheid van stemmen passend en geboden acht.

de nevenbeslissing van de raad tot openbaarmaking van de opgelegde maatregel

 5.11 Het hof zal deze nevenbeslissing van de raad vernietigen en vervangen door de opdracht aan de deken tot openbaarmaking van de door het hof opgelegde maatregel.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 8 oktober 2012, onder nummer B 186-2012;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart de onderdelen 1, 5 (eerste deel als omschreven in 5.5), 6 en 7 van het bezwaar ongegrond;

- verklaart het bezwaar voor het overige gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op 10 juni 2013;

- draagt de Deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot,

W.F. van Zant, R. Verkijk, W.J. van Andel leden, in tegenwoordigheid van

mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013.