Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-03-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:37
Zaaknummer
170009
Inhoudsindicatie
Hoger beroep tegen de door de raad op voet van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang toegewezen schorsing in de praktijk voor onbepaalde tijd. Gelet op de uitspraak van het hof van 6 maart 2017 in zaak 160280, waarin het tegen verweerder ingediende dekenbezwaar gegrond is verklaard en de maatregel van schrapping is opgelegd, heeft de maatregel van schorsing voor onbepaalde tijd geen effect en dient het te worden opgeheven. Het hof oordeelt dat de raad terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 60b Aw.
Uitspraak
Beslissing
van 6 maart 2017
in de zaak 170009
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
deken
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 19 december 2016, gewezen onder nummer 16-1103/DB/LI/D, aan partijen toegezonden op 19 december 2016, waarbij het verzoek van de deken ex artikel 60b Advocatenwet bij brief van 30 november 2016 tegen verweerder is toegewezen en verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd is geschorst in de uitoefening van de praktijk.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2016:203
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 januari 2017 per e-mail ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van de deken.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op de zitting met gesloten deuren van 30 januari 2017, waar de deken is verschenen.
3 HET VERZOEK
3.1 De deken verzoekt op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet
1. verweerder voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk, aangezien hij tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen;
2. de volgende voorzieningen te treffen:
a. dat de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde de bevoegdheid heeft zich, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte(s) waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot de daarbij behorende voorzieningen, opdat de deken in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen kan nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kan brengen bij andere advocaten of rechtsbijstandsverleners en alle overige voorzieningen kan treffen die de deken nodig acht met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten;
b. verweerder op te dragen de deken alle medewerking en gevraagde inlichtingen te verschaffen die de deken nodig heeft voor de uitoefening van zijn dekenale taak, waarbij de noodzaak daartoe uitsluitend wordt bepaald door de deken.
De deken heeft zijn verzoek als volgt toegelicht:
3.2 De weigerig om gehoor te geven aan een afgesproken en noodzakelijk geacht kantoorbezoek en het stelselmatig niet reageren op tegen verweerder ingediende klachten is ernstig nalatig en zorgwekkend.
3.3 Dat verweerder “in alle consternatie” zaken over het hoofd ziet en ineens tot de conclusie komt dat hij diezelfde dag een (kennelijk bewerkelijke) memorie van grieven moet schrijven duidt er op dat verweerder nog steeds geen blijk geeft zijn praktijk tijdelijk of behoorlijk te kunnen uitoefenen. Het is evenmin steeds niet duidelijk of verweerder een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft.
3.4 Verweerder geeft enerzijds aan dat hij wegens gezondheidsredenen met de deken gemaakte afspraken niet kan nakomen, maar is anderzijds wel in staat hoger beroep in te stellen tegen de aan hem opgelegde schrapping en is kennelijk druk bezig met zittingen, afspraken en cursusverplichtingen.
4 FEITEN
4.1 Voor de feiten verwijst het hof naar zijn beslissing van vandaag gewezen onder zaaknummer 160280, in welke zaak is beslist dat, naar aanleiding van drie dekenbezwaren grotendeels gebaseerd op dezelfde feiten, de door de raad uitgesproken schrapping van het tableau van verweerder wordt bekrachtigd.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft op de ochtend van de zitting (van 12:15 uur) van 30 januari 2017 bij het hof om 9:08 uur aanhouding verzocht van de behandeling met als reden dat hij vanwege psychische omstandigheden niet in staat was te verschijnen. Dit verzoek is als tardief en niet onderbouwd afgewezen terwijl er ook geen reden wordt aangevoerd waarom verweerder op een volgende zitting wel zou kunnen verschijnen. Overigens heeft verweerder in zijn verhouding tot de deken en de raad zich veelvuldig bediend van niet nader onderbouwde aanhoudingsverzoeken. Het feitenrelaas geeft een verkort overzicht. Dat de zaak verweerder aangrijpt is alleszins begrijpelijk, maar als dat aan verschijnen in de weg staat, wat verweerder had kunnen voorzien, dan had verweerder een gemachtigde kunnen aanwijzen om zijn belangen te verdedigen.
5.2 Bij beslissing van vandaag heeft het hof de beslissing van de raad verweerder te schrappen van het tableau bekrachtigd. De schrapping van het tableau brengt mee dat de met toepassing van art. 60b Advocatenwet genomen maatregel van schorsing voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk geen effect meer kan hebben en dus (voor de toekomst) dient te worden opgeheven (vgl. HvD 24 augustus 2015, 7508).
5.3 Vorenstaande neemt niet weg dat verweerder belang kan hebben bij het oordeel van het hof of de schorsing ex artikel 60b Advocatenwet door de raad uitgesproken terecht is opgelegd, gelet op zijn belang bij een vrije beroepsuitoefening in de periode tot het hof op de dekenbezwaren en dit hoger beroep oordeelt (vgl. HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6484). Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
Het hof is van oordeel dat de raad terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 60b Advocatenwet. Reeds de eerder, namelijk bij beslissing van 17 oktober 2016 door de raad uitgesproken schrapping van het tableau en de gronden daarvoor, rechtvaardigen die toepassing.
Overigens is, anders dan verweerder aanvoert, juist het oordeel van de raad dat verweerder zich onvoldoende had voorbereid op de mondelinge behandeling van het 60b-verzoek op 12 december 2016. Verweerder had immers ook toen de reacties op drie klachten, hoewel al maanden waren verstreken sinds het verzoek daartoe van de deken, niet gereed. Van frustratie van het dekenonderzoek was dus nog onverminderd sprake.
Ook kon verweerder op de zitting geen polis beroepsaansprakelijkheidsverzekering tonen. Reeds dit feit alleen al is toereikend voor de opgelegde schorsing. Het is immers volstrekt onverantwoord dat praktijk wordt gevoerd zonder zo’n verzekering.
5.4 Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 19 december 2016, gewezen onder nummer 16 1103/DB/LI/D;
bepaalt dat de door de raad uit hoofde van deze beslissing opgelegde schorsing ex artikel 60b Advocatenwet eindigt met het onherroepelijk worden van de beslissing van het hof van vandaag in de zaak tegen verweerder met nummer 160280.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema, P.T. Gründemann, M.M.H.P. Houben en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 6 maart 2017.