Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4497

Zaaknummer

6316

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek niet in behandeling genomen. Geen oneerlijke of partijdige behandeling bij raad. Hoger beroep tegen beslissing op verzet tegen voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing                                    

van 12 november 2012

in de zaak 6316

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 19 december 2011, onder nummer R.3656/11.58, aan partijen toegezonden op 22 december 2011, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 januari 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de e-mail van klager aan het hof van 7 juni 2012;

-    de e-mail van klager aan het hof van 9 juni 2012;

-    de brief van verweerder aan het hof van 21 augustus 2012

-    de e-mail van klager aan het hof van 22 augustus 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 25 augustus 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 29 augustus 2012;

-    de e-mail van klager aan het hof van 5 september 2012;

-    de e-mail van klager aan het hof van 5 september 2012;

-    de e-mail van klager aan het hof van 6 september 2012;

-    de e-mail van klager aan het hof van 10 september 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 september 2012, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.

3    VERZOEKEN TOT WRAKING, AANHOUDING EN EEN NADER ONDERZOEK

3.1    Klager heeft ter zitting een wrakingsverzoek tegen de voorzitter, mr. W.H.B. den Hartog Jager, ingediend, omdat mr. Den Hartog Jager een van de ondertekenaar is van de beslissing van het Presidium van het Hof van Discipline, in welke beslissing een klacht tegen de griffier van het hof, mr. I.F. Schouwink wordt afgewezen. Na schorsing van de behandeling heeft het hof bepaald dit verzoek niet in behandeling te nemen nu het argument van toepassing is op alle voorzitters van het hof (de genoemde beslissing van het Presidium is door alle vier de (plaatsvervangend) voorzitters ondertekend) en een andere samenstelling het bezwaar van klager niet kan wegnemen.

3.2    Klager verzoekt het hof aanhouding en benoeming van een deskundige om de zaak verder te onderzoeken. Daartoe ziet het hof, gelet op de beoordeling als hieronder weergegeven,  geen aanleiding.

4    BEOORDELING

4.1        Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen. Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.

4.2    Een uitzondering op dit rechtsmiddelnverbod kan worden aanvaard indien de raad een fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd als gevolg waarvan niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Klager stelt dat bij de behandeling door de raad sprake was van schendingen van zodanig fundamenteel rechtsbeginsel, namelijk dat van hoor en wederhoor. Deze schendingen zijn gelegen in het niet mogen voeren van het woord, de pleitnota niet (geheel) mogen voordragen en het feit dat de voorzitter het niet voorgelezen gedeelte van de pleitnota buiten behandeling heeft gesteld.

4.3    Uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad blijkt het hof dat klager wel degelijk het woord heeft mogen voeren. De beslissing van de voorzitter inhoudende dat klager niet zijn gehele pleitnota heeft mogen voorlezen omdat klager daarmee buiten de toegekend tijd geraakte, en, het als gevolg daarvan, buiten behandeling laten van het niet voorgelezen gedeelte, zijn geen schendingen van het genoemde fundamenteel rechtsbeginsel. De voorzitter van de raad is bevoegd de orde ter zitting te handhaven. Klager is tijdig op de hoogte gesteld van de hem toegemeten tijdsruimte. Hij heeft mitsdien geen oneerlijke of partijdige behandeling van de zaak gehad. Het beroep van klager op een grond waarmee het rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken, wordt verworpen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verwerpt het beroep van klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage van 19 december 2011 gewezen onder nummer R.3656/11.

 

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, P.T. Gründemann en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2012.