Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:294

Zaaknummer

7577

Inhoudsindicatie

Verzoek wraking van leden van de wrakingskamer. Beroep op verboden groep of personen ex artikel 17 EVRM en artikel 6 EVRM slaagt niet. Wraking levert misbruik van recht op. Reperterend wrakingsverzoek. Wraking tegen de kamer die de zaak op 21 september 2015 heeft behandeld, slaagt evenmin. Wraking van een college als geheel is niet mogelijk (HR 18 december 1998, NJ 1999, 27). Beroep op artikel 17 EVRM afgewezen. Op grond van artikel 56 lid 6 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering wordt een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling genomen. 

Uitspraak

Beslissing

van 16 november 2015

in de zaak 7577

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

1.     mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, G.J. Visser, J.S.W. Holtrop, N.H. van Everdingen en I.P.A. van Heijst

 

        leden van het Hof van Discipline

2.     het Hof van Discipline

verweerders

 

1    DE PROCEDURE

1.1    Verzoeker heeft bij de deken, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 12 juni 2015 heeft de deken dit verzoek afgewezen. Verzoeker heeft zich in een klaagschrift gedateerd 22 juni 2015, op 23 juni 2015 ter griffie van het Hof van Discipline (verder: het hof) ontvangen, beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

1.2    De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 21 september 2015 door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken (verder: de voorzitter), en mrs. G.J. Visser, J.S.W. Holtrop, N.H. van Everdingen en I.P.A. van Heijst (verder: de leden).

1.3    Ter zitting op 21 september 2015 heeft verzoeker de voorzitter, de leden en het gehele hof gewraakt.

1.4    De wrakingskamer van het hof heeft het wrakingverzoek behandeld in zijn zitting van 9 oktober 2015, waar verzoeker is verschenen. Verzoeker heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

1.5    De wrakingskamer heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.

 

2    BEOORDELING

2.1    Verzoeker heeft bij (gelijkluidende) faxberichten van 6 en 7 oktober 2015 zijn voornemen kenbaar gemaakt ook de voorzitter en de leden van de wrakingskamer te zullen wraken. Op de zitting van 9 oktober 2015 heeft verzoeker laten weten dat hij aan dit voornemen uitvoering geeft en hij heeft daarbij aangegeven dat alle gronden voor de wraking zijn vermeld in eerdergenoemde faxberichten.

Daarnaast heeft verzoeker aan de hand van een ‘zittingsnotitie met het verzoek om wraking met prejudiciële vragen’ zijn redenen toegelicht waarom hij ter zitting op 21 september 2015 de voorzitter en de leden die de hoofdzaak behandelden en het gehele hof heeft gewraakt.

2.2    De wrakingskamer heeft verzoeker op 9 oktober 2015 ter zitting reeds laten weten dat eerst het wrakingsverzoek gericht tegen de wrakingskamer aan de orde is. Wanneer de wrakingskamer redenen ziet dit wrakingsverzoek buiten behandeling te stellen, komt de wrakingskamer pas toe aan een oordeel over het eerder gedane wrakingsverzoek gericht tegen de kamer die de (hoofd)zaak op 21 september 2015 heeft behandeld en over het gelijktijdig gedane wrakingsverzoek gericht tegen het gehele hof.

2.3    De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking gericht tegen de voorzitter en de leden van de wrakingskamer buiten behandeling dient te worden gesteld en motiveert die beslissing als volgt.

2.4    Vooropgesteld wordt dat ook de voorzitter en de leden van de wrakingskamer van het hof kunnen worden gewraakt. Maar de wrakingskamer kan oordelen dat dit misbruik van recht oplevert (HvD 27 augustus 2010, 5702). Daartoe bestaat in dit geval aanleiding.

2.5    Met betrekking tot de eerste wrakingsgrond, inhoudende dat het hof is gaan behoren tot “een verboden groep of personen ex art. 17 EVRM ofwel die de verboden daden ex art. 17 EVRM plegen”, constateert de wrakingskamer een herhaling van zetten nu deze grond ook in het wrakingsverzoek in de hoofdzaak is ingeroepen, gericht tegen de kamer die de zaak op 21 september 2015 heeft behandeld en het gelijktijdig gedane wrakingsverzoek gericht tegen het gehele hof. Dergelijke repeterende wrakingsverzoeken frustreren de afhandeling van zaken. Door de wrakingskamer te wraken kan er immers geen beslissing in de hoofdzaak en op de wraking volgen. En dat geldt dan ook voor de volgende wrakingskamers, die op dezelfde gronden zullen worden gewraakt. De wrakingskamer is bij uitstek de kamer die een dergelijk misbruik van de bevoegdheid om te wraken een halt dient toe te roepen. Aan elk geding moet eenmaal een einde komen.

2.6    Het voorgaande geldt niet als de wrakingskamer op andere gronden wordt gewraakt.

2.7    Met betrekking tot de wrakingsgrond, kort gezegd een beroep op art. 6 EVRM, baseert de wrakingskamer zich op vaststaande jurisprudentie op grond van een aantal uitspraken van het EHRM in de zaken Engel (8 juni 1976), Le Compte e.a. (23 juni 1981 en 10 februari 1983), De Cubber (26 oktober 1984) en Weber (22 mei 1990) waarin het volgende is overwogen en beslist:                        - dat op de tuchtrechtspraak voor advocaten artikel 6 EVRM van toepassing is omdat de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen in het geding kan zijn;

- dat de gewenste deskundigheid bij de behandeling rechtvaardigt dat de colleges ten dele zijn samengesteld uit beroepsgenoten, en dat dit onvoldoende grond is voor de veronderstelling dat dit afbreuk zou doen aan de onpartijdigheid van de colleges,

- dat de wijze van benoeming (bij wet geregeld, voor een vaste termijn, voor de leden-advocaten voor ten hoogste vier jaar) en de regeling van incompatibiliteiten voldoende waarborgen biedt voor onafhankelijkheid van de leden,

- dat daarnaast de samenstelling van het hof, dat in meerderheid bestaat uit met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht, nog een extra waarborg biedt voor een onafhankelijke en onpartijdige behandeling in hoger beroep (HvD 15 juni 1992, 1624 en HvD 11 april 2003, 3712).

2.8    Verder kan het rechtsmiddel van wraking enkel worden aangewend tegen de rechtsprekende leden van het hof, niet tegen de griffier (HvD 19 december 2011, 5767) zodat vermeende fouten van de griffier geen wrakingsverzoek kunnen rechtvaardigen.

2.9    Een wrakingsverzoek kan ook niet gestoeld worden op vermeende onjuistheden in een proces verbaal van een zitting in de hoofdzaak. De wrakingskamer heeft daaraan niet deelgenomen en draagt hiervoor ook geen verantwoordelijkheid.

2.10    Tot slot moet een wrakingsverzoek deugdelijk gemotiveerd zijn ten aanzien van iedere rechter op wie het betrekking heeft. De in bedoelde faxberichten omschreven redenen voldoen niet aan de minimale deugdelijke en concrete motiveringsvereisten. Het betreft slechts algemene, deels onbegrijpelijke veronderstellingen en deels gezochte argumenten die blijk geven van ongefundeerde achterdocht, argwaan en wantrouwen jegens de leden van het hof.

2.11    Nu het wrakingsverzoek gericht tegen de wrakingskamer buiten behandeling is gesteld, komt de wrakingskamer toe aan de behandeling en beoordeling van de in de hoofdzaak ingeroepen wraking, gericht tegen de kamer die de zaak op 21 september 2015 heeft behandeld en het gelijktijdig gedane wrakingsverzoek gericht tegen het gehele hof.

2.12    Wraking van een college als geheel is niet mogelijk (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271) zodat het wrakingsverzoek gericht tegen het gehele hof reeds op die grond afgewezen moet worden.

2.13    Aldus resteert de behandeling en beoordeling van het wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter en de leden van kamer die de hoofdzaak op 21 september hebben behandeld. Deze wraking was aanvankelijk alleen gebaseerd op de stelling dat de voorzitter en de leden van het hof zijn gaan behoren tot “een verboden groep of personen ex artikel 17 EVRM ofwel die de verboden daden ex artikel 17 EVRM plegen”.

Vooropgesteld wordt dat art. 17 EVRM het gebruik verbiedt van verdragsbepalingen om daden en activiteiten te stellen die tot doel hebben de verdragsrechten te vernietigen of deze meer te beperken dan volgens het Europees Verdrag is voorzien. De algemene doelstelling achter artikel 17 EVRM is te voorkomen dat groepen (en personen) met totalitaire standpunten het EVRM voor hun eigen doelstellingen gebruiken. Verzoeker onderbouwt in zijn wrakingverzoek in het geheel niet waaruit het vermeende misbruik door de voorzitter en de leden van de kamer die de hoofdzaak op 21 september 2015 hebben behandeld, in dit verband heeft bestaan. De gegeven toelichting is ofwel te algemeen, ofwel irrelevant, ofwel onbegrijpelijk.

2.14    De overige aangevoerde gronden – de reactie van de voorzitter, mede namens de overige leden is niet voorzien van een handtekening en het niet in het proces verbaal van zitting vastleggen dat de op voorhand toegezonden zittingsnotitie ter zitting niet is uitgesproken maar wel deel uitmaakt van het verhandelde ter zitting – vallen in de categorie spijkers op laag water zoeken en behoeven daarom geen verdere bespreking.

2.15    Zeker in het kader van een wrakingsprocedure, dat is aan te merken als een opgeworpen incident in de hoofdzaak, is er geen aanleiding in te gaan op het verzoek van verzoeker om prejudiciële vragen te stellen. De conclusie is dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

2.16    Verzoeker heeft in zijn zaak nu tweemaal in korte tijd een onvoldoende deugdelijk onderbouwd wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer leidt hieruit af dat verzoeker tracht het proces in zijn zaak te verstoren door misbruik te maken van het recht op wraking. Het hof zal daarom - op grond van artikel 56 lid 6 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering - bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    stelt het wrakingsverzoek van 9 oktober 2015 van verzoeker tegen mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, A.J. Louter, G. Creutzberg en F.A.M. Knüppe, buiten behandeling;     

-    wijst af het wrakingsverzoek van 21 september 2015 van verzoeker, gericht tegen mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, G.J. Visser, J.S.W. Holtrop, N.H. van Everdingen en I.P.A. van Heijst;

-    bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

   

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, A.J. Louter, G. Creutzberg en F.A.M. Knüppe, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2015.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 16 november 2015.