Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:205

Zaaknummer

17-615/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft klager voldoende geïnformeerd over zijn visie op de aanpak van de zaak en de daarmee samenhangende keuzes. Advocaat heeft een redelijk uurtarief in rekening gebracht en de gedeclareerde uren zijn gewerkt. Het betrof een bewerkelijke zaak.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond   

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 4 december 2017

in de zaak 17-615/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 3 april 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 16 augustus 2017 met kenmerk K17-052 , door de raad ontvangen op 17 augustus 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 oktober 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 16 augustus 2017, met bijlagen

 

 

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1       De zus van klager ( in haar hoedanigheid van curator van de tweelingzus van klager) en de instelling waar de tweelingzus van klager verblijft, hebben bij brief van 11 juli 2016 aan klager een herinnering verzonden betreffende de op 24 juni 2016 afgesproken bezoekregeling tussen klager en zijn tweelingzus, inhoudende dat klager zijn tweelingzus onder nader genoemde voorwaarden 1x per 6 weken gedurende 1,5 uur kon bezoeken, welke bezoekregeling zou komen te vervallen indien klager zich niet aan de gemaakte afspraken zou houden.

2.2       Klager heeft zich eind augustus 2016 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in de kwestie betreffende het curatorschap van zijn zus en de omgangsregeling met zijn tweelingzus. Verweerder heeft bij brief dd. 23 september 2016 de met klager gemaakte financiële afspraak dat verweerder zijn werkzaamheden zou verrichten op basis van een uurtarief van € 150,- excl. btw en dat klager een voorschot zou voldoen van € 5.000,- bevestigd.

2.3       Verweerder heeft op 11 november 2016 een concept verzoekschrift tot vaststelling van een omgangsregeling aan klager overhandigd. Klager heeft hierop bij brief van 14 november 2016 gereageerd, waarna verweerder op 17 november 2017 aan klager een aangepaste versie heeft toegezonden, waarop klager op 18 november 2016 heeft gereageerd. Op 21 november 2016 heeft een bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden, waarna verweerder op 21 november 2016 bij de rechtbank een verzoekschrift strekkende tot een omgangsregeling tussen klager en zijn tweelingzus heeft ingediend. Verweerder heeft op 22 november 2016 een afschrift van het ingediende verzoekschrift aan klager toegezonden. Op 15 februari 2017 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek bij de rechtbank plaatsgevonden. Op 6 maart 2017 heeft een verhoor van de tweelingzus van klager op locatie plaatsgevonden.

2.4       Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden op 28 februari 2017 een bedrag van € 5.913,50 inclusief btw in rekening gebracht.

 

 

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd;

2.    excessief heeft gedeclareerd

 

 

4          VERWEER

4.1       Klager wilde het curatorschap over en meer omgang met zijn tweelingzus. Dit betrof een civiele (familie) en geen strafrechtelijke kwestie. Verweerder zag onvoldoende aanknopingspunten voor het aanspannen van een kort geding procedure en een procedure tot ontslag van de curator. Er was geen sprake van geen spoedeisend belang en in een eerdere procedure waarin klager om ontslag van de curator had verzocht was klager niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft klager bericht dat hij wel mogelijkheden zag om een verzoek strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling bij de kantonrechter in te dienen. In overleg met klager is hiervoor gekozen. Verweerder heeft met klager een sterk gematigd uurtarief van € 150,- exclusief btw afgesproken.

 

4.2       Klager heeft het concept verzoekschrift, na aanpassing, goedgekeurd, waarna verweerder het verzoekschrift bij de rechtbank heeft ingediend. .

 

4.3       Verweerder heeft de door hem ontvangen stukken steeds tijdig (binnen 2 dagen) doorgestuurd aan klager. Een bezoek aan de tweelingzus van klager was niet noodzakelijk.

 

4.4       Verweerder heeft klager tijdens de zitting gemaand rustig te blijven. Dat was in zijn belang. Verweerder heeft tegen het ter zitting door de curator overgelegde stuk bezwaar gemaakt, maar de kantonrechter heeft dit stuk toegestaan. De kantonrechter gaf te kennen dat, nu hij toch nog een bezoek op locatie zou brengen, in een later stadium nog op de stukken gereageerd kon worden. Verweerder heeft na de zitting geen gesprek gevoerd met de zus van klager (curator) Hij heeft haar enkel een hand gegeven.

 

5          BEOORDELING

5.1     Klager heeft ter zitting bij zijn pleitnota een brief van 14 juni 2017 van klager aan de rechtbank overgelegd alsmede een brief van klager van 3 november 2014 aan mr. X, strafrechtadvocaat. De raad heeft ten aanzien van de acceptatie van deze stukken als volgt beslist. De raad heeft vastgesteld dat de brief van 14 juni 2017 zich reeds bij de stukken van de raad bevindt en derhalve reeds deel uitmaakt van het procesdossier. De brief van 3 november 2014 van klager aan mr. X heeft niet direct betrekking op de onderhavige klacht en wordt derhalve buiten beschouwing gelaten.

Ad onderdeel 1

  5.2     Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico- waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.3       De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vaststellen dat verweerder de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat de zaak thuis hoorde in het strafrecht en dat verweerder ten onrechte een civielrechtelijke procedure bij de kantonrechter aanhangig heeft gemaakt. Een zaak betreffende een omgangsregeling hoort thuis in het civiele recht en is door verweerder terecht als zodanig ter hand genomen. Verweerder heeft veelvuldig overleg gevoerd en gecorrespondeerd met klager over (de inhoud van) het verzoekschrift strekkende tot omgang tussen klager en zijn tweelingzus, waarmee klager zich na enkele aanpassingen akkoord heeft verklaard. Verweerder heeft klager voldoende geïnformeerd over zijn visie op de aanpak van de zaak en de daarmee samenhangende keuzes. Indien klager zich niet kon verenigen met de aanpak van verweerder had het op zijn weg gelegen zich tot een andere advocaat te wenden. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de zaak voldoende voortvarend behandeld en de stukken van de wederpartij steeds voldoende tijdig doorgezonden. Ook overigens heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.

 

            Ad onderdeel 2

 

5.4     De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren.

5.5     De raad kan niet vast stellen dat er sprake is van excessief declareren. Verweerder heeft met klager vooraf een redelijk uurtarief afgesproken en de door verweerder gedeclareerde uren zijn voldoende gespecificeerd. Het betrof een bewerkelijke zaak waarbij veelvuldig overleg met klager heeft plaatsgevonden. Het uurtarief en het aantal door verweerder in rekening gebrachte uren zijn door klager niet betwist.

5.6     De raad zal op grond van het bovenstaande de klacht in beide onderdelen ongegrond verklaren. 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

 

verklaart  de klacht in beide klachtonderdelen ongegrond;

 

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2017.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2017

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: rt 2017 heeft een verhoor .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl