Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2016
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2016:27
Zaaknummer
150019
Inhoudsindicatie
Beklag artikel 13 Advocatenwet ongegrond, omdat niet is voldaan aan de eisen die hiervoor gelden. Hof kan de klacht tegen de deken niet in behandeling nemen. Deze klacht moet worden onderzocht door een andere deken en vervolgens ter beoordeling worden voorgelegd aan de raad van discipline. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking van een deken, zodat het wrakingsverzoek van klager wordt afgewezen.
Uitspraak
Beslissing
van 1 februari 2016
in de zaak 150019
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement […], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 6 juli 2015 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 8 juli 2015 heeft klager zich beklaagd over de afwijzing.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 17 juli 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van klager aan het hof van 14 juli 2015;
- de brief van klager aan het hof van 20 juli 2015;
- de brief van de griffier van het hof aan partijen van 5 augustus 2015;
- de brief van de deken aan het hof van 11 augustus 2015;
- de brief van klager aan het hof van 8 september 2015;
- de brief van de deken aan het hof van 10 september 2015;
- de brief van klager aan het hof van 14 september 2015;
- de brief van klager aan het hof van 23 oktober 2015;
- de brief van klager aan het hof van 5 november 2015;
- de brief van klager aan het hof van 5 november 2015;
- pleitnota van klager, op 16 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
- stukken die door klager zijn toegezonden binnen 15 dagen vóór de zitting zijn door de voorzitter geweigerd, mede in verband met de omvang daarvan.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2015, waar klager en de deken zijn verschenen. Klager verwijst naar de door hem op voorhand aan het hof toegezonden pleitnota, die de griffier aan dit proces-verbaal hecht.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Bij brief van 18 februari 2015, aangevuld bij brieven van 25 februari 2015 en 9 april 2015, heeft klager de deken gevraagd hem een advocaat aan te wijzen om zijn belangen te behartigen met betrekking tot de vorderingen die klager stelt te hebben op diverse partijen, waaronder de Staat, een aantal advocaten en curatoren. Deze vorderingen houden verband met de afwikkeling van de faillissementen van Q B.V. en S B.V., welke faillissementen in 2008 respectievelijk 2012 bij gebrek aan baten zijn opgeheven bij beschikking van de rechtbank D.
3.2 In zijn brief van 6 juli 2015 heeft de deken het verzoek om een advocaat aan te wijzen afgewezen op de grond dat samengevat klager geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd en/of bewezen op grond waarvan hij meent dat klager met een redelijke kans op succes één van de door hem gewenste vordering kan instellen.
3.3 In zijn brief van 8 juli 2015 beklaagt klager zich over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen. Bij brief van 20 juli 2015 heeft klager zijn beklag nogmaals toegezonden aan het hof en heeft hij in zijn begeleidende brief aangegeven dat hij tevens een klacht indient tegen de deken. Onder meer in zijn brief van 5 november 2015 verzoekt klager om wraking van de deken.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van de inhoud van het dossier deelt het hof het uitvoerig gemotiveerde oordeel van de deken dat klager niet heeft voldaan aan de eisen die artikel 13 Advocatenwet stelt aan een verzoek om aanwijzing van een advocaat. Het beklag tegen de beslissing van de deken dient te worden afgewezen.
4.2 Op pagina 10 van zijn brief van 11 november 2015 stelt verweerder een klachten ingediend te hebben tegen een deken en hem te wraken. Klachten tegen de deken worden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 46c lid 5 van de Advocatenwet onderzocht en afgehandeld door een deken van een andere orde (door de voorzitter van het hof van discipline aangewezen) en vervolgens ter beoordeling voorgelegd aan de raad van discipline. Dat is niet gebeurd. Het hof kan de klacht van klager tegen de deken daarom niet in behandeling nemen. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een deken te wraken, zodat het wrakingsverzoek van klager wordt afgewezen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement […] van 6 juli 2015 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M Ficq, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, R.H. Broekhuijsen en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 1 februari 2016.