Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-09-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0069
Zaaknummer
5410
Inhoudsindicatie
Raad behandelde wrakingsverzoek niet, schending van fundamentele rechtsbeginselen, doorbreking appelverbod.
Uitspraak
14 september 2009
No. 5410
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van na te noemen verzet in de zaak van
klager,
tegen:
verweerster.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 20 januari 2009, nummer 08-038A, aan partijen toegezonden op 20 januari 2009, waarbij het verzet van klager van 18 februari 2008 tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 12 februari 2008 ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 16 februari 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Bij beslissing van 17 maart 2009 heeft de voorzitter van het hof klager kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 17 maart 2009.
2.3 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 24 maart 2009. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 juli 2009, waar klager is verschenen.
3. De beoordeling
3.1 Ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.1.1 Klager voert met juistheid aan dat in de beslissing waarvan verzet niet is ingegaan op de grief die klager in zijn beroepschrift had aangevoerd, te weten dat de beslissing van de raad van 20 januari 2009 is gewezen zonder voorafgaande beslissing op het verzoek van klager tot wraking van de voltallige raad, welk verzoek klager – volgens de grief – heeft gedaan in zijn bij de raad ingediende verzetschrift tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 12 februari 2008.
3.1.2 In deze grief ligt besloten dat de raad het fundamentele rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat ieder recht heeft op behandeling van zijn zaak door een onpartijdige rechter. De wrakingsprocedure is immers het aan partijen ten dienste gestelde middel om dat fundamentele recht te effectueren, en zolang in een geëntameerde wrakingsprocedure niet is beslist staat rechtens niet vast dat de gewraakte rechters onpartijdig zijn.
3.1.3 Gelet op deze strekking van de grief is het hoger beroep ontvankelijk, niettegenstaande het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet. Het verzet is gegrond.
3.2 Beoordeling van de grief
3.2.1 Aan het slot van zijn bij de raad ingediende verzetschrift verwijst klager naar aangehechte producties, waarbij hij productie 2c omschrijft als “akte van wraking”. In die productie zelve “wordt wraking doorgevoerd van alle leden Raad van Discipline Amsterdam”.
3.2.2 Uit de stukken die de raad aan het hof heeft ingezonden blijkt niet dat op dit wrakingsverzoek is beslist. De feitelijke grondslag van de grief moet dus voor juist worden gehouden.
3.2.3 Uit het hiervoor in 3.1.2 overwogene volgt dat dit meebrengt dat de beslissing van de raad niet in stand kan blijven.
3.2.4 Nu klager alle leden van de raad heeft gewraakt, dient de zaak voor behandeling van het wrakingsverzoek verwezen te worden naar een andere raad (HvD 24 november 1988, nr. 1271, Adv.blad 8914). Indien die andere raad het verzoek ten aanzien van alle leden van de raad Amsterdam gegrond verklaart, dient hij vervolgens ook de hoofdzaak (dat wil zeggen: de hernieuwde behandeling van het verzet tegen de voorzittersbeslssing van 12 februari 2008) aan zich te houden. In het andere geval dient hij de zaak terug te wijzen naar de raad Amsterdam, voor behandeling van de hoofdzaak door leden van die raad ten aanzien van wie het wrakingsverzoek ongegrond is verklaard.
4. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 20 januari 2009, nummer 08-038A,
- verwijst de zaak naar de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, ter verdere behandeling met inachtneming van het hierboven in 3.2.4 overwogene.