Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:371

Zaaknummer

7178

Inhoudsindicatie

Verwijt  zijn taak als curator niet juist te hebben uitgevoerd, met name voor wat betreft de financiele verantwoording. Tevens niet antwoorden op vragen van de deken en niet betalen van de hoofdelijke omslag. Gegrond, 1 jaar schorsing waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak 7178

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

Deken van de Orde van Advocaten in het

Arrondissement Amsterdam

gevestigd te Amsterdam

deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 13 mei 2014, onder nummer 14-045A, aan partijen toegezonden op 13 mei 2014, waarbij een klacht van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van één jaar schorsing is opgelegd waarvan zes maanden voorwaardelijk.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:125.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de brief van de deken aan het hof van 2 augustus 2014;

-    de e- mail van verweerder aan het hof van 6 oktober 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 oktober 2014, waar de deken, vergezeld van mevrouw mr. X., stafmedewerkster, zijn verschenen. Verweerder heeft bericht van verhindering gestuurd.

3         BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    zich onvoldoende heeft gekweten van zijn taak als curator in de ondercuratelestelling van de curanda;

b)    zowel de curanda, als de toeziend kantonrechter niet tijdig, onvolledig en onvoldoende heeft geïnformeerd over de afrekening van de ontvangen derdengelden;

c)    niet heeft voldaan aan de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording van de aan hem uitbetaalde derdengelden;

d)    zich herhaalde malen niet heeft gehouden aan toezeggingen om de deken, de kantonrechter en de nieuwe curator op de hoogte te stellen van de gelden die hij in zijn beheer had;

e)    de hoofdelijke omslag van de Amsterdamse Orde van Advocaten over 2013/2013 niet tijdig heeft voldaan.

4    FEITEN

4.1    Het volgende is komen vast te staan:

4.2    Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de raad zijn vastgesteld nu beide partijen daar geen bezwaren tegen hebben aangevoerd.

4.3    Het hof voegt daar nog aan toe dat ook na de behandeling door de raad, verweerder zijn toezeggingen om rekening en verantwoording af te leggen nog steeds niet is nagekomen en ook heeft geen betaling van de hoofdelijke omslag plaatsgevonden.

5    BEOORDELING

Blijkens het appelschrift en zijn e-mail van 6 oktober 2014  richt het appel van verweerder zich tegen de opgelegde maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een jaar. Verweerder meent dat in die maatregel onvoldoende tot uitdrukking komt de hoeveelheid werk die hij als curator  heeft verricht en de druk die dit met zich mee heeft gebracht ten gevolge waarvan thans zijn gezondheidstoestand ernstig te wensen over laat.

Hoezeer het hof ook begrip heeft voor de bewerkelijkheid  van deze curatele en de beperkingen die de gezondheidstoestand van verweerder hem oplegt, dit rechtvaardigt geenszins het niet nakomen van toezeggingen en het nalaten aan de verplichtingen als curator te voldoen zoals daarvan ten deze is gebleken. Het hof heeft moeten constateren dat verweerder ook na de beslissing van de raad van 15 mei 2014 zijn toezeggingen niet gestand  gedaan. Het hof sluit aan bij de overwegingen van de raad en is met de raad van oordeel dat een maatregel als door de raad opgelegd passend en geboden is.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 mei 2014 onder nummer 14-045A.  

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.R.J. de Groot, S.A. Boele en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2014.