Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:255

Zaaknummer

170231

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging van de uitspraak van de raad.

Uitspraak

Beslissing                                   

van 15 december 2017

in de zaak 170231

    naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 10 juli 2017, gewezen onder nummer 17-245 aan partijen toegezonden op 10 juli 2017, waarbij de klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:133. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 augustus 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de e-mail van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 23 augustus 2017;

-    de e-mail van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 27 augustus 2017;

-    de brief van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 6 september 2017;

-    de e-mail van verweerder aan het hof, ter griffie ontvangen op 14 september 2017;

-    de brief van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 13 november 2017;

-    de e-mail van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 16 november 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 november 2017, waar klager met mevrouw M, en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij doelgericht de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd, omdat hij het beroepschrift niet heeft gecorrigeerd, de communicatie gebrekkig was, een bewijsstuk (uitleg van de behandelspecialist) heeft weggegooid en de berichten over de mogelijkheden in hoger beroep tegenstrijdig waren.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.    

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt, met inachtneming van het hierna volgende.

5.2    Het hof overweegt dat in r.o. 5.1 van de beslissing van de raad voor “verweerschrift” gelezen moet worden: “beroepschrift (van 29 december 2014)”.

5.3    In r.o. 5.4 moet in plaats van de datum 18 november 2015 gelezen worden: 18 november 2014.

5.4    Verder heeft de raad in de eerste twee zinnen van r.o. 5.2 de maatstaf waaraan de kwaliteit van de door de advocaat verleende dienstverlening wordt getoetst, niet helemaal juist weergegeven.

De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, maar bij zijn beoordeling houdt hij rekening met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 20 september 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:260).

5.5    Het hof onderschrijft wel het oordeel van de raad dat, getoetst aan deze maatstaf, de klacht als ongegrond moet worden beoordeeld. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden derhalve verworpen en de beslissing van de raad wordt bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 10 juli 2017, gewezen onder nummer 17-245.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, en mrs. P.T. Gründemann, H. van Loo, R.H. Broekhuijsen en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 15 december 2017.