Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:249

Zaaknummer

170214

Inhoudsindicatie

De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. Het hof voegt daaraan nog toe dat klager duidelijk een andere visie heeft op de situatie van zijn broer dan verweerder, die als advocaat van de broer overeenkomstig zijn taak als advocaat, het standpunt van de broer verwoordt. Het is voorstelbaar dat dat voor klager onaangenaam kan zijn, maar dat brengt niet mee dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De beslissing van de raad wordt derhalve bekrachtigd.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing                                   

van 15 december 2017

in de zaak 170214

    naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 26 juni 2017, gewezen onder nummer 17-178 aan partijen toegezonden op 26 juni 2017, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond zijn verklaard en klager in klachtonderdeel 2 niet-ontvankelijk is verklaard. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:126. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 25 juli 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 november 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota. Het hof heeft de stukken die klager wilde overleggen en die betrekking hebben op een andere procedure, geweigerd.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    zich in zijn brief van 26 (lees: 29, hof) juni 2016 aan mr. M onnodig grievend heeft uitgelaten over klager en aldus heeft gehandeld in strijd met de Gedragsregels 1 en 31;

2.             met zijn opmerking “nota bene met behulp van een advocaat” Gedragsregel 17 heeft geschonden;

3.          zich in zijn antwoord in de klachtprocedure onjuist en grievend heeft uitgelaten.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.    

5    BEOORDELING

Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad wordt derhalve bekrachtigd.

Het hof voegt daaraan nog toe dat klager duidelijk een andere visie heeft op de situatie van zijn broer dan verweerder, die als advocaat van de broer overeenkomstig zijn taak als advocaat, het standpunt van de broer verwoordt. Het is voorstelbaar dat dat voor klager onaangenaam kan zijn, maar dat brengt niet mee dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 26 juni 2017, gewezen onder nummer 17-178.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, M.L. Weerkamp en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.

        

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 15 december 2017.