Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:YA4391

Zaaknummer

6441

Inhoudsindicatie

Verwijt onvoldoende zorg te hebben betracht met name te weinig gecommuniceerd te hebben. Maatregel waarschuwing: het voeren van verweer in de tuchtprocedure wordt niet als verzwarende omstandigheid meegewogen.

Uitspraak

Beslissing                                    

van 15 april 2013

in de zaak 6441

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 16 april 2012, onder nummer 11-162, aan partijen toegezonden op 16 april 2012, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond is verklaard en klachtonderdeel b gegrond en de maatregel van berisping is opgelegd.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 mei 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    email van klaagster d.d. 16 januari 2013;

-    schrijven van het hof aan klaagster d.d. 16 januari 2013;

-    schrijven van het hof aan klaagster d.d. 17 januari 2013;

-    schrijven van mr. X. aan het hof d.d. 7 februari 2013;

-    schrijven van het hof aan mr. X. d.d. 7 februari 2013.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 februari 2013, waar klaagster met haar gemachtigde en verweerder zijn verschenen. Verweerder en de gemachtigde van klaagster hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt voor zover in hoger beroep van belang, zakelijk weergegeven, het navolgende in:

Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt, omdat verweerder:

a)    (…);

b)    Verzuimd zou hebben contact op te nemen met klaagster, dan wel haar maatschappelijk werkster, en niet zou reageren op mailtjes en telefoontjes. De strekking van de klacht is dat verweerder onvoldoende voortvarendheid heeft betracht in de behandeling van klaagsters zaak.

4    FEITEN

4.1    Het volgende is komen vast te staan:

Klaagster is in december 2007 bevallen van een zoontje, dat enige tijd voor de bevalling was overleden. Klaagster is van mening dat het overlijden het gevolg is van door de verloskundigenpraktijk gemaakte fouten en heeft in verband met de mogelijke aansprakelijkheid van de verloskundigenpraktijk een advocaat ingeschakeld.

Medio 2008 heeft klaagster verweerder benaderd met het verzoek de aansprakelijkheidskwestie van de oorspronkelijk ingeschakelde advocaat over te nemen. Hiermee heeft verweerder ingestemd. Verweerder heeft klaagster in augustus 2008 bijgestaan bij de behandeling van de door klaagster ingediende klacht bij de klachtencommissie. Door de klachtencommissie is vastgesteld dat door de verloskundigen onzorgvuldig was gehandeld.

Klaagster kwam in aanmerking voor een toevoeging. Omdat de voorgaande advocaat reeds veel uren had gemaakt, moest verweerder naast wijziging van de tenaamstelling van de toevoeging een aanvraag voor meer uren indienen.

In het eerste half jaar van 2010 is er geen contact tussen klaagster en verweerder geweest, ondanks telefonische en schriftelijke verzoeken daartoe van klaagster en haar maatschappelijk werkster. Daarop heeft klaagster bij de deken de onderhavige klacht ingediend, wat ertoe heeft geleid dat verweerder gedurende de tweede helft van 2010 en de eerste helft van 2011 contact heeft gehad met de Raad voor de Rechtsbijstand over mutatie van de toevoeging en de aanvraag meer uren. Tevens heeft verweerder de verloskundigenpraktijk aansprakelijk gesteld. In maart 2011 heeft verweerder zijn medisch adviseur verzocht het inmiddels van de verzekeraar van de verloskundigenpraktijk ontvangen negatief advies (wegens ontbreken causaal verband tussen de gemaakte fouten en het overlijden) te beoordelen.

Verweerder heeft het verslag van zijn medisch adviseur op 15 juli 2011 aan klaagster gezonden met verzoek contact op te nemen voor nader overleg. Per 1september 2011 is verweerder naar een ander kantoor gegaan. In oktober 2011 is het verslag van de medisch adviseur door een oud-kantoorgenoot van verweerder met klaagster besproken. Hoewel verweerder bij dat gesprek aanwezig zou zijn, is het gesprek buiten zijn aanwezigheid gevoerd.

5    BEOORDELING

5.1    In hoger beroep is nog slechts klachtonderdeel b) aan de orde. De raad heeft met betrekking tot dit klachtonderdeel onder meer overwogen dat verweerder onvoldoende voortvarendheid heeft betracht bij de behandeling van de zaak. Verweerder had de zaak vanaf april 2009 onder zich, aldus de raad, en is eerst in september 2010 inhoudelijke werkzaamheden gaan verrichten. De raad heeft overwogen dat het de taak van een advocaat is om voortvarend met een zaak aan de slag te gaan en wanneer er redenen zijn om dat niet te doen, dan daarover duidelijkheid te scheppen tegenover de cliënt.

5.2    Verweerder heeft erkend dat hij in de eerste helft van 2010 niet heeft gereageerd op verzoeken door en namens klaagster om contact met haar op te nemen. In hoger beroep voert hij aan:

-    dat hij ondanks herhaalde verzoeken aan klaagster pas in februari 2009 de schriftelijke opdrachtbevestiging en de medische machtigingen van de cliënte retour ontving en pas nadien bij de vorige advocaat het dossier kon opvragen;

-    dat hij eerst in november 2008 vernam dat reeds een toevoeging was verleend en dat de toevoeging uiteindelijk pas op 16 april 2009 door hem is ontvangen, nadat de voorgaande advocaat eerst had geweigerd het dossier af te staan en vervolgens het dossier op 23 februari 2009 had afgegeven;

-    dat hij op 8 mei 2009 bij de Raad voor Rechtsbijstand een wijziging tenaamstelling van de toevoeging en een aanvraag meer uren heeft ingediend en met klaagster heeft afgesproken eerst de uitspraak van de raad inzake de aanvraag meer uren af te wachten alvorens verdere actie te ondernemen;

-    dat hij in oktober/november 2009 over de mutaties van de toevoeging contact met de raad heeft gehad en in januari 2010 nogmaals met klaagster afsprak de beslissing van de raad af te wachten voordat hij inhoudelijke werkzaamheden zou verrichten.

5.3    Met de raad is het hof van oordeel dat verweerder in de communicatie met klaagster tekort is geschoten en daarmee in de zorg die hij aan klaagster en haar zaak had dienen te besteden. Hetgeen verweerder in hoger beroep heeft aangevoerd, doet daaraan niet af, nog daargelaten dat verweerster weerspreekt dat verweerder eerst in februari 2009 de door haar ondertekende opdrachtbevestiging retour ontving en het dossier voor die stelling ook geen aanknopingspunten biedt. Van belang is voorts dat klaagster betwist met verweerder een afspraak te hebben gemaakt om de beslissing van de raad over de aanvraag van meer uren af te wachten en het op de weg van verweerder had gelegen een dergelijke afspraak schriftelijk aan klaagster te bevestigen. De raad heeft dan ook terecht klachtonderdeel b) gegrond verklaard en in zoverre dient de beslissing van de raad te worden bekrachtigd. De grief van verweerder faalt dan ook.

5.4    De raad heeft aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd en heeft daartoe overwogen dat verweerder in de klachtprocedure weinig of geen en eerst na aandringen van de deken informatie heeft verschaft en ter zitting van de raad geen blijk heeft gegeven het onjuiste van zijn handelwijze in te zien. Tegen deze overweging heeft verweerder een grief gericht. Deze grief slaagt. Gelet op de aard van het gegrond verklaarde klachtonderdeel acht het hof de maatregel van enkele waarschuwing passend. In de houding van verweerder ter zitting (bij de raad) ziet het hof geen verzwarende omstandigheid, nu verweerder wel de ruimte dient te worden gegund om zich tegen de ingediende klachten te verweren. Overigens heeft verweerder ten overstaan van het hof erkend dat hij voortvarender te werk had moeten gaan.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem d.d. 16 april 2012 met nummer 11-162, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover daarbij aan verweerder opgelegd de maatregel van berisping is opgelegd;

en, opnieuw recht doende:

-    legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing;

-    bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, G.J.S. Bouwens, W.F. van Zant en T.E. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2013.