Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-10-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:300
Zaaknummer
7327
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar dat verweerder afspraken uit kantoorbezoeken niet nakomt en geen financiële informatie aanlevert. Gelet op onder meer de gezondheidstoestand van verweerder en de toezegging ter zitting dat hij zich als advocaat uit zal laten schrijven, komt het hof tot een lagere maatregel dan door de raad is opgelegd. Schorsing voor de duur van 1 jaar.
Uitspraak
Beslissing van 26 oktober 2015
in de zaak 7327
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
deken
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 13 oktober 2014, onder nummer L 195-2014, aan partijen toegezonden op 14 oktober 2014, waarbij een bezwaar van de deken gegrond is verklaard en de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRSHE:2014:247.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 november 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg.
2.3 De op 26 januari 2015 geplande behandeling van de zaak is uitgesteld vanwege de gezondheidstoestand van verweerder.
2.4 Bij brief van 14 april 2015 en per mail van 19 augustus 2015 heeft de deken (met toestemming van verweerder) medische informatie over verweerder naar het hof toegezonden.
2.5 Het hof heeft de zaak vervolgens mondeling behandeld ter openbare zitting van 31 augustus 2015, waar de deken en verweerder, bijgestaan door mr. M., zijn verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:
ondanks verzoeken en toezeggingen nalaat om afspraken uit kantoorbezoeken na te komen en tevens weigert om financiële informatie ter zake de jaren 2013 en 2014 aan te leveren.
4 FEITEN
4.1 In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in eerste aanleg is uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.2 Deze feiten zijn:
2.1 Inzake het door de deken jegens verweerder ingediende dekenbezwaar met kenmerk L364-2013 heeft op 13 januari 2014 de mondelinge behandeling van de raad plaatsgevonden. Bij beslissing d.d. 17 maart 2014 is het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond verklaard en is aan verweerder een berisping opgelegd.
2.2 Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2014 heeft verweerder een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het op orde brengen van zijn praktijkvoering.
2.3 Omdat deze toezeggingen niet werden nagekomen heeft de deken op 11 februari 2014 een nieuwe dekenbezwaar ingediend, welk dekenbezwaar bij brief d.d. 12 maart 2014 werd aangevuld. De behandeling van dit dekenbezwaar heeft plaatsgevonden op 22 april 2014.
2.4 Bij beslissing d.d. 30 juni 2014 met kenmerk L31-2014 is het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond verklaard en is aan verweerder een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken opgelegd.
2.5 Naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 22 april 2014 heeft verweerder wederom een aantal afspraken gemaakt met de deken. Verweerder heeft aan de deken toegezegd de met de in verband met de huurachterstand met de verhuurder getroffen regeling aan de deken toe te zenden. Daarnaast heeft verweerder aan de deken toegezegd de kwartaalcijfers over het derde en vierde kwartaal van 2013 en over het eerste kwartaal van 2014 aan de deken toe te zenden.
2.6 Bij e-mailbericht d.d. 24 april 2014 heeft de adjunct-secretaris van het Bureau van de Orde verweerder verzocht de kwartaalcijfers over het derde en vierde kwartaal van 2013 en over het eerste kwartaal van 2014 binnen vijf dagen aan te leveren. Omdat de kwartaalcijfers echter niet binnen de gestelde termijn waren aangeleverd, heeft de adjunct-secretaris van het Bureau van de Orde verweerder bij e-mailbericht d.d. 6 mei 2014 verzocht om de cijfers alsnog binnen vijf dagen aan te leveren. Omdat verzending van de stukken wederom uitbleef heeft de adjunct-secretaris op 16 mei 2014 telefonisch contact opgenomen met verweerder, die heeft toegezegd dat de stukken op 19 mei 2014 in het bezit van het Bureau zouden zijn. Omdat ook deze toezegging niet werd nagekomen, heeft de adjunct-secretaris bij e-mailbericht d.d. 22 mei 2014 verweerder wederom om toezending van de kwartaalcijfers verzocht. Verweerder heeft echter niet aan dit verzoek voldaan.
4.3 In aanvulling op deze feiten stelt het hof de volgende feiten vast. Vanaf 19 december 2014 is verweerder volledig arbeidsongeschikt en sinds medio januari 2015 heeft verweerder zijn werkzaamheden als advocaat, behoudens één zitting op 23 januari 2015, gestaakt en heeft hij zijn lopende zaken ondergebracht bij andere advocaten. De huur van zijn kantoorpand is per 1 april 2015 opgezegd en vanaf die datum heeft verweerder geen personeel meer in dienst. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de advocatuur voor hem geen toekomst meer heeft en hij heeft daarbij toegezegd zich per 1 januari 2016 als advocaat van het tableau te laten schrappen.
5 BEOORDELING
5.1 Op 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De gewijzigde Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 bij de deken zijn ingediend. De onderhavige klacht is ingediend vóór 1 januari 2015, en zal dus worden beoordeeld aan de hand van de Advocatenwet zoals die vóór 1 januari 2015 gold, hierna aan te duiden als “Advocatenwet (oud)”.
5.2 De gronden van verweerder in appel richten zich tegen de door de raad opgelegde maatregel van schrapping van het tableau. Verweerder voert aan sinds 1988 advocaat te zijn en veel jaren een goede advocaat te zijn geweest en dit verband ook veel voor de Orde te hebben gedaan. Hij heeft zich niet of onvoldoende gerealiseerd dat hij gezondheidsproblemen had uitmondende in aandachts- en concentratiegebreken waarvoor hij zich nu schaamt. Gelet op de wijze waarop hij zijn cliënten altijd bediend heeft en zijn verdiensten voor de advocatuur, de oorzaak van de problemen en de maatregelen die hij genomen heeft, is volgens verweerder de maatregel van schrapping te zwaar.
5.3 De deken heeft ter zitting verklaard dat de ziekte van verweerder niet in 2015 is ontstaan maar een opeenstapeling van jaren is geweest. Het gedrag dat verweerder verweten wordt rechtvaardigt een schrapping maar nu dit een gevolg is van zijn ziekte, is een nuance op zijn plaats. De deken refereert zich ten aanzien van de op te leggen maatregel aan het oordeel van het hof.
5.4 Met de raad is het hof van oordeel dat verweerder herhaaldelijk heeft nagelaten de deken te informeren en gemaakte afspraken daarover na te komen en aldus de deken heeft belemmerd in zijn toezichthoudende taak wat verweerder tuchtrechtelijk zwaar aan te rekenen is.
5.5 Nu verweerder, anders dan in eerste aanleg bij de raad, tijdens de behandeling bij het hof wel is verschenen, daarbij (onderbouwd met medische gegevens) uitleg heeft gegeven over zijn gezondheidstoestand, blijk heeft gegeven doordrongen te zijn van de ernst van zijn tuchtrechtelijk verwijtbare handelen en daar ook zelf gevolgen aan heeft verbonden door zijn praktijk feitelijk neer te leggen en toe te zeggen zich per 1 januari 2016 als advocaat uit laten te schrijven, acht het hof een minder zware maatregel op zijn plaats dan de raad heeft opgelegd. Het hof zal volstaan met het opleggen van de maatregel van schorsing voor de duur van 1 jaar.
5.6 De beslissing van de raad zal alleen worden vernietigd voor zover het de opgelegde maatregel betreft en het hof zal de beslissing van de raad voor het overige bekrachtigen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 13 oktober 2014, onder nummer L 195-2014 voor zover daarin de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd;
- legt op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 1 jaar;
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, A.A.H. Zegers, D.J. Markx en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2015.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 26 oktober 2015.