Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-10-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:321
Zaaknummer
7576
Inhoudsindicatie
Uit de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld komt een beeld naar voren van een advocaat die zijn zaken slecht voorbereidt en alles op het laatste nippertje nog moet regelen. Verweerder is in gebreke gebleven tijdig en correcte draagkrachtberekening bij de rechtbank in te dienen. Een advocaat die optreedt in alimentatie kwesties hoort zijn cliënt bovendien een gedegen uitleg te geven van de draagkrachtberekening en van de discussiepunten die tijdens de zitting aan de orde kunnen komen. Een bespreking een half uur voor de zitting is daartoe veel te kort. In de oplegging van de maatregel wordt zwaar meegewogen dat dit handelen van verweerder heeft plaatsgevonden tijdens de proeftijd van een voorwaardelijke schorsing.
Uitspraak
Beslissing van 4 december 2015
in de zaak 7576
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 19 mei 2015, onder nummer 14-317NH, aan partijen toegezonden op 19 mei 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gedeeltelijk gegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:129.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 juni 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 oktober 2015, waar partijen zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) de draagkrachtberekening pas op 18 december 2013 aan de rechtbank, de wederpartij en klager heeft gezonden;
b) de procedure een half uur voorafgaand aan de zitting met klager heeft besproken;
c) ter zitting van 19 december 2013 heeft gesteld, dat hij de rechtbank en de wederpartij op 9 december 2013 per fax een concept-draagkrachtberekening heeft gestuurd.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder heeft sinds eind augustus 2013 als advocaat van klager opgetreden in een procedure tegen de ex-echtgenote van klager over (kinder)alimentatie en de hoofdverblijfplaats van de dochter van partijen. De zitting zou (na een gehonoreerd verzoek tot aanhouding) plaatsvinden op 19 december 2013.
4.2 Verweerder is ten behoeve van klager in deze procedure begonnen met het maken van een draagkrachtberekening. Op 18 november 2013 heeft klager bij verweerder geïnformeerd naar deze draagkrachtberekening, waarop hij van verweerder op 21 november 2013 te horen kreeg dat deze op 22 november 2013 bij klager op de zaak terug zou komen met een lijst van diverse acties.
4.3 Bij e-mailbericht van 4 december 2013 heeft verweerder aan klager geschreven dat de draagkrachtberekening in beginsel klaar was, maar dat hij nog wat kleine aanpassingen in het rekenmodel moest doen.
4.4 Bij e-mailbericht van 5 december 2013 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:
“De draagkrachtberekening is gereed, maar bij het uitprinten van de berekening geeft het systeem een foutmelding. Ook de koppeling met Adobe PDF reader werkt niet. (…) Ik zal het vanavond van huis uit ook nog even proberen. Lukt dat niet zal ik de data exporteren en morgen via een collega die hetzelfde programma gebruikt laten omzetten in een leesbaar document.
Sorry voor het ongemak, zal je het net zien …
Hoe dan ook, morgen zal de draagkrachtberekening ingediend worden, dan wil ik het weg hebben.”
4.5 Bij e-mailbericht van 6 december 2013 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij nog een aantal stukken miste, en voorts schreef verweerder als volgt:
“Wij hebben inderdaad nog tot en met maandag 9 december a.s. om alle stukken bij de rechtbank en de wederpartij te krijgen.
Mij is inmiddels geadviseerd om het alimentatieberekeningsprogramma opnieuw te installeren. Dat vergt een aantal handelingen waaraan ik echter eerst vanmiddag zal toekomen.
Als u zo rond 15:00 uur kunt zorgen voor de toezending van de ontbrekende stukken, zal ik inkomsten over 2013 nog mee kunnen nemen. (…)”
4.6 Eveneens op 6 december 2013 heeft verweerder klager als volgt bericht:
“Het goede bericht is dat mijn software het weer doet.
Het slechte nieuws is dat ik de data weer opnieuw moet invoeren. Uiteraard zal ik de hiermee gemoeide tijd niet nogmaals bij u in rekening brengen.
U gaat morgen op vakantie. Bent u in staat om op uw vakantieadres uw mail te openen. Ik ben namelijk – helaas – niet vanavond in staat om de klus af te maken, tot mijn spijt. Ik heb andere verplichtingen. U mag ervan uitgaan dat ik maandag sowieso de draagkrachtberekening met de onderliggende stukken zal indienen. Ook als het onverhoopt nog wijzigingen na het tijdstip van indienen geeft, zal dat nog op de zitting van 19 december a.s. kunnen worden aangevuld met een nadere onderbouwing van de relevante cijfers.”
4.7 Bij e-mailbericht van 16 december 2013 heeft klager verweerder gevraagd of hij kon laten weten wat uit de draagkrachtberekening was gekomen. In reactie hierop heeft verweerder bij e-mailbericht van 17 december 2013 onder andere het volgende geschreven:
“Ik heb aan de hand van de door jou aangeleverde gegevens berekend dat jouw draagkracht negatief is. Er staan donderdag echter nog wel wat discussiepuntjes open. (…)
Ik stel voor dat wij overmorgen een half uur voor de zitting op de rechtbank aanwezig zijn, zodat ik kort nog een aantal aanwijzingen kan geven.”
4.8 Bij e-mailbericht van 18 december 2013 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:
“Hierbij de aangepaste draagkrachtberekening. Gaarne hoor ik uiterlijk morgenochtend 9:00 uur welke op- en/of aanmerkingen je hier nog op hebt.”
5 BEOORDELING
5.1 Op 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De gewijzigde Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 bij de deken zijn ingediend. De onderhavige klachten zijn ingediend vóór 1 januari 2015, en zullen dus worden beoordeeld aan de hand van de Advocatenwet zoals die vóór 1 januari 2015 gold, hierna aan te duiden als “Advocatenwet (oud)”.
5.2 Naar het oordeel van het hof heeft de dienstverlening van verweerder aan klager ernstig te wensen overgelaten.
5.3 Uit de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het hof (en eerder door de raad) komt een beeld naar voren van een advocaat die zijn zaken slecht voorbereidt en alles op het laatste nippertje nog moet regelen.
5.4 De taak van verweerder was om tijdig – dat wil zeggen uiterlijk 10 dagen voor de behandeling ter terechtzitting – een correcte draagkrachtberekening bij de rechtbank in te dienen. Het hof stelt vast dat verweerder hierin in gebreke is gebleven.
5.5 De stelling van verweerder dat hij – naar zijn stellige overtuiging – wel tijdig de draagkrachtberekening naar de rechtbank per fax had ingediend op 9 december 2013, wordt gelogenstraft door de feiten.
5.6 Bovendien erkent verweerder dat tijdens de behandeling ter terechtzitting inderdaad bleek dat noch de rechtbank, noch de wederpartij beschikte over deze draagkrachtberekening. Daarnaast had van verweerder mogen worden verwacht dat hij, teneinde zich te vergewissen van een goede ontvangst, met de rechtbank contact had gezocht om te informeren of alle stukken in goede orde waren ontvangen. Dit klemt temeer, nu klager naar voren heeft gebracht dat hij zelf deze draagkrachtberekening in ieder geval niet van verweerder heeft mogen ontvangen.
5.7 Ook moet de toezending van een herziene draagkrachtberekening op 18 december 2013 – één dag voor de zitting – als ontijdig worden beschouwd. Nog daargelaten dat verweerder ook in één keer een goede draagkrachtberekening had kunnen opstellen zonder de noodzaak van “actualisering” (door tijdig gegevens van klager op te vragen en tijdig daarmee aan de slag te gaan), is deze berekening pas op de dag van de zitting zelf, vlak voor de zitting, met klager besproken. De omstandigheid dat klager daar verder geen opmerking over heeft gemaakt, doet niet af aan het gegeven dat verweerder deze (herziene) berekening veel eerder had kunnen en moeten bespreken met klager. Het vervaardigen en controleren van draagkrachtberekeningen vereist gespecialiseerde kennis die niet van klager, maar wel van verweerder verwacht mag worden. Een advocaat die optreedt in alimentatie kwesties hoort zijn cliënt een gedegen uitleg te geven van de draagkrachtberekening en van de discussiepunten die tijdens de zitting aan de orde kunnen komen. Een bespreking een half uur voor de zitting zoals verweerder in de zaak van klager heeft gedaan, is daartoe veel te kort, zeker in aanmerking genomen het belang van klager bij de uitkomst van de procedure en het emotionele aspect dat voorafgaand en tijdens dit soort zittingen over het algemeen bij de betrokken partijen een rol speelt.
5.8 Gelet op het vorengaande heeft verweerder niet gehandeld zoals van een deskundig advocaat mag worden verwacht. Met de raad is het hof van oordeel dat verweerder ten opzichte van klager ernstig is tekort geschoten en dat hij met zijn handelwijze niet alleen tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, maar ook dat hij daardoor het vertrouwen in de advocatuur als beroepsgroep heeft geschaad.
5.9 De raad heeft in de oplegging van de maatregel zwaar laten meewegen dat het handelen van verweerder in deze kwestie heeft plaatsgevonden gedurende de (inmiddels verlopen) looptijd van de proeftijd van een voorwaardelijke schorsing. Het hof onderschrijft deze weging en stelt daarnaast vast dat verweerder er weinig tot geen blijk van heeft gegeven de ernst van de verwijten in te zien. Om die reden zal het hof de opgelegde maatregel door de raad, een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van veertien dagen, bekrachtigen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 mei 2015, onder nummer 14-317NH.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.J.S. Bouwens, T.E. van der Spoel, A.J. Louter en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 december 2015.