Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-12-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:253
Zaaknummer
17-363/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 18 december 2017
in de zaak 17-363/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 juli 2017 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 23 maart 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 1 mei 2017 met kenmerk R 2017/31 cij/dh, door de raad ontvangen op 2 mei 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 31 juli 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 31 juli 2017 verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 2 augustus 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft zijn verzet aangevuld bij brief van 25 augustus 2017.
1.5 Verweerder heeft bij brief van 30 oktober 2017 gereageerd.
1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 november 2017. Klager heeft bij e-mail van 2 oktober 2017 te kennen gegeven niet te zullen verschijnen ter zitting. Verweerder heeft in zijn brief van 30 oktober 2017 meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Klager is belastingconsulent. Klager heeft zijn zus bijgestaan bij een geschil met haar ex-echtgenoot over, zakelijk weergegeven, omvang en betaling van alimentatie.
2.2 Bij brief van 23 maart 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij zijn diensten als advocaat aanbiedt in zaken die niet vallen binnen zijn vakgebied.
3.2 De raad begrijpt dat klager aan het verzet ten grondslag legt dat de voorzitter een onjuiste betekenis toekent aan het begrip belanghebbende. De voorzitter heeft, zo begrijpt de raad de stelling van klager, klager ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt en is ten onrechte niet gekomen tot inhoudelijke behandeling van de klacht.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij niet in enige tuchtrechtelijk relevante verhouding staat tot klager.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
5.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond;
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning en A.B. van Rijn, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2017.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2017 verzonden.