Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:217

Zaaknummer

17-741/DB/LI

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat advocaat wist dat zijn cliënt in strijd met diens geheimhoudingsplicht gegevens aan hem heeft verstrekt.  Advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een vonnis van de rechtbank met vermelding van naam en woonplaats van klager toe te sturen aan de crediteuren van de vennootschappen van klager terwijl de vordering tegen klager in privé was afgewezen.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond, waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 4 december 2017

in de zaak 17-741/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 1 juni 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 12 september 2017 met kenmerk K 17-065 , door de raad ontvangen op 13 september 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 oktober 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 12 september 2017, met bijlagen;

-       de brief van verweerder van 22 september 2017;

-       de brief van klager van 30 september 2017.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager was bestuurder en aandeelhouder van een aantal besloten vennootschappen. Accountantskantoor X, verder te noemen X, trad op als accountant van deze vennootschappen. De heer D, verder te noemen D, was een van de partners van X. D heeft na zijn vertrek bij X via zijn eigen besloten vennootschap Z de vorderingen van X op (de vennootschappen van) klager overgenomen. Verweerder heeft de incasso van deze vorderingen in opdracht van de heer D, in zijn hoedanigheid van bestuurder van Z, ter hand genomen.

2.2      Bij vonnis van de rechtbank van 16 november 2016 zijn de besloten vennootschappen van klager hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan X. De vordering tegen klager in privé is bij voormeld vonnis door de rechtbank afgewezen.

2.3      Verweerder heeft bij brief van 5 januari 2016 (bedoeld is 5 januari 2017) aan een aantal crediteuren van Z (als rechtsopvolger van X) bovenvermeld vonnis toegezonden met de mededeling dat herhaald verzoek en sommatie niet tot de gewenste betaling hadden geleid. Hij verzocht de crediteuren hem te berichten of zij op dat moment nog een openstaande vordering tegen (een van de) vennootschappen van klager hadden en of zij bereid waren deze vordering als steunvordering ten behoeve van de faillissementsaanvraag aan te bieden.   

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.               de vrijheid van zijn handelen heeft overschreden;

2.               inbreuk heeft gemaakt op privacy-rechten van klager

 

 

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

 

3.2      Verweerder heeft gebruik gemaakt van de gegevens uit de crediteurenadministratie van X om steunvorderingen te vinden ten behoeve van een faillissementsaanvraag van klager en zijn vennootschappen. Verweerder wist dat D geen relatie meer had met klager c.q. zijn vennootschappen en dat D c.q. Z geen gebruik mochten maken van de bestanden van X.

3.3      Verweerder heeft het originele vonnis van de rechtbank van 16 november 2016 aan een groot aantal van de crediteuren van X toegestuurd, waarin niet alleen het adres van de vennootschappen van klager maar ook het privéadres van klager staat vermeld, terwijl de vordering tegen klager was afgewezen.

 

4          VERWEER

4.1       De rechtbank heeft bij vonnis van 16 november 2016 de vordering tegen de vennootschappen van klager toegewezen en tegen klager in privé afgewezen. Verweerder heeft, omdat de vennootschappen geen verhaal boden, van D opdracht gekregen om het faillissement van (een van) de vennootschappen aan te vragen. D heeft ter voorbereiding van de faillissementsaanvraag enkele crediteurgegevens aan verweerder verstrekt. Zonder een steunvordering was een faillissementsaanvraag niet mogelijk. Een onderzoek naar steunvorderingen ten behoeve van een faillissementsaanvraag is niet in strijd met de Gedragsregels. Klager heeft enkel de belangen van zijn cliënte gediend.

4.2       De aangeschreven crediteuren hadden enkel met klager in zijn hoedanigheid van bestuurder van zijn vennootschappen te maken. Het verwijt dat de privacy rechten van klager privé zijn geschonden is dan ook onbegrijpelijk. Het vonnis is openbaar. In het vonnis worden geen adressen genoemd.

 

5          BEOORDELING

5.1       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad. De advocaat mag voorts uitgaan van de informatie die zijn cliënt hem verstrekt. Hij mag er daarbij van uitgaan dat zijn cliënt hem juiste informatie verstrekt, tenzij er reden voor hem zou zijn om aan de mededelingen te twijfelen. De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

Ad onderdeel 1

5.2       Klager verwijt verweerder ten behoeve van een faillissementsaanvraag van de vennootschappen van klager gebruik te hebben gemaakt van crediteurengegevens van accountantskantoor X, terwijl verweerder wist dat zijn cliënt geen relatie meer had met dat kantoor en er sprake was van een door de cliënt van verweerder ondertekende geheimhoudingsverklaring.

5.3       Verweerder heeft, met het oog op een faillissementsaanvraag van de vennootschappen van klager, aan zijn cliënt verzocht hem nader te informeren over het bestaan van steunvorderingen. Het was in dat kader dat de cliënt van verweerder hem crediteurengegevens van het accountantskantoor X heeft verstrekt. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vaststellen dat verweerder wist dat er sprake was van een geheimhoudingsplicht van zijn cliënt uit hoofde waarvan het hem niet vrij zou staan de gegevens aan verweerder te verstrekken. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij zijn cliënt niet heeft bijgestaan bij de afwikkeling van de maatschap, noch is anderszins gebleken dat verweerder van een geheimhoudingsplicht van zijn cliënt op de hoogte was. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel 2

5.4       Vast staat dat verweerder de uitspraak van de rechtbank van 16 november 2016, waarin opgenomen de naam en de woonplaats van klager, niet geanonimiseerd heeft toegestuurd aan verschillende schuldeisers van klager en de aan hem gelieerde vennootschappen. Verweerder heeft hierdoor naar het oordeel van de raad de gerechtvaardigde belangen van klager nodeloos geschaad en aldus gehandeld in strijd met artikel 10 van de Gedragsregels. De Raad overweegt hiertoe dat anonimisering van de uitspraak zeer goed mogelijk was geweest en dat het bij uitspraken als deze ook gebruikelijk is dat deze geanonimiseerd worden gepubliceerd. Bovendien is van belang dat de uitspraak is toegestuurd aan (vermeende) schuldeisers van klager en zijn vennootschappen, terwijl de vermelding van de naam van klager en zijn woonplaats niet van belang was voor de door verweerder namens zijn cliënt nagestreefde incasso van de vorderingen van zijn cliënt, omdat de vordering tegen klager was afgewezen. Het tweede klachtonderdeel is derhalve gegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die [klager/klaagster] in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00  aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft moeten maken, vastgesteld op € 50,00 , binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2017.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2017

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel,  hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl