Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:195
Zaaknummer
170151
Inhoudsindicatie
Art. 13 Adv.W.
Inhoudsindicatie
De zaak tegen het ziekenhuis
Inhoudsindicatie
Nu de appeltermijn is verstreken, als gevolg waarvan het vonnis onherroepelijk is geworden, heeft klager geen belang meer bij aanwijzing van een advocaat. Het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De zaak tegen mr. H
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat thans nog met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat een schadevergoedingsvordering tegen mr. H kansloos is. Gelet op de hoogte van de vordering in de eerder gevoerde procedure valt evenmin voorshands vast te stellen dat geen sprake zal zijn van een procedure waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging vereist is. Ten slotte acht het hof aannemelijk dat klager, zoals hij stelt, niet zelf een advocaat bereid heeft gevonden een dergelijke procedure te voeren, nu het gaat om een aan te spreken collega-advocaat (uit hetzelfde arrondissement). Voorts ontbreekt (oriënterend) advies van een (aan te wijzen) advocaat, opgesteld in samenspraak met klager, waarop een beoordeling van het verzoek kan worden gegrond. Het beklag is gegrond.
Uitspraak
Beslissing
van 13 oktober 2017
in de zaak 170151
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 16 mei 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 29 mei 2017 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 30 mei 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van de deken aan het hof van 7 juni 2017;
- de brief van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 28 juni 2017;
- de brief van de deken aan het hof, ter griffie ontvangen op 11 september 2017;
- de brief van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 6 september 2017;
- de brief van klager aan het hof, ter griffie ontvangen op 18 september 2017, met daarbij als bijlage het vonnis van 24 maart 2017.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 september 2017, waar klager is verschenen.
3 BEOORDELING
3.1. De zaak tegen het […] Ziekenhuis.
3.1.1 Blijkens het klaagschrift van 29 mei 2017 verlangt klager aanwijzing van een advocaat in de zaak van het […]-ziekenhuis tegen klager.
3.1.2 Het hof is er ambtshalve mee bekend dat een eerder verzoek van dezelfde strekking is afgewezen door de deken en dit hof (HvD 14 november 2016, 160207), onder meer omdat sprake is van een kantongerechtsprocedure waarvoor geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt.
3.1.3 In deze procedure heeft klager in persoon geprocedeerd. Uit het (eind)vonnis van de rechtbank Gelderland van […] (…) blijkt dat de vordering van het ziekenhuis in conventie ter zake van behandelkosten is toegewezen en dat de reconventionele vorderingen van klager - strekkende primair tot betaling van € 5.000,- aan schadevergoeding als gevolg van behandelingen in de periode 2010 tot 2014 en subsidiair tot betaling van € 3.000,- aan schadevergoeding over de periode vanaf 1 januari 2015 tot de datum uitspraak - zijn afgewezen.
3.1.4 Tegen deze uitspraak stond hoger beroep open, in te stellen binnen drie maanden. Voor het instellen daarvan is verplichte procesvertegenwoordiging vereist. Hoger beroep is niet ingesteld en de appeltermijn is inmiddels ongebruikt verstreken.
3.1.5. Nu de appeltermijn is verstreken, als gevolg waarvan het vonnis onherroepelijk is geworden, heeft klager geen belang meer bij aanwijzing van een advocaat. Het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
3.2. De zaak tegen mr. H
3.2.1 Blijkens de stukken wil klager een schadevergoedingsvordering instellen tegen mr. H (…). Hij is de advocaat die klager heeft bijgestaan in een procedure bij de rechtbank Gelderland. Die procedure is geëindigd met een vonnis van […], waarbij van een (hoofdelijke geld)vordering tegen drie gedaagden die tegen de niet verschenen gedaagde is toegewezen (een bedrag van € 56.375,- vermeerderd met wettelijke rente) en die tegen de twee wel verschenen gedaagden is afgewezen met veroordeling van klager in de proceskosten. Klager deelde ter zitting mee dat van deze uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, hoewel dat wel beoogd was.
3.2.2 Klager heeft een tuchtklacht ingesteld tegen mr. H. Bij uitspraak van dit hof van 26 augustus 2016 (zaaknummer 160047) is een klachtonderdeel gegrond bevonden.
3.2.3 Het hof is van oordeel dat thans nog met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat een schadevergoedingsvordering tegen mr. H kansloos is. Gelet op de hoogte van de vordering in de eerder gevoerde procedure valt evenmin voorshands vast te stellen dat geen sprake zal zijn van een procedure waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging vereist is. Ten slotte acht het hof aannemelijk dat klager, zoals hij stelt, niet zelf een advocaat bereid heeft gevonden een dergelijke procedure te voeren, nu het gaat om een aan te spreken collega-advocaat (uit hetzelfde arrondissement).
3.2.4 Voorts ontbreekt (oriënterend) advies van een (aan te wijzen) advocaat, opgesteld in samenspraak met klager, waarop een beoordeling van het verzoek kan worden gegrond. Het oordeel van de deken is mitsdien onvoldoende onderbouwd. Het beklag is gegrond.
3.2.5 Het hof gaat ervan uit dat de deken met inachtneming van het bovenstaande het verzoek - voor zover dat mr. H betreft - opnieuw ter hand zal nemen en een nieuwe beslissing zal nemen. Van die nieuwe beslissing staat dan weer beklag open bij dit hof.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 16 mei 2017 ter zake van het Ziekenhuis ongegrond;
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 16 mei 2017 ter zake van mr. H gegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, W.A.M. van Schendel, A.A.H. Zegers en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 13 oktober 2017.