Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:216

Zaaknummer

17-742/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft wederpartij zonder vooraankondiging en overleg over de datum in kort geding gedagvaard. Een algemene sommatie een half jaar voorafgaand aan het geding valt niet als een vooraankondiging aan te merken, bovendien zijn geen verhinderdata opgevraagd. Reactie op een verzoek om uitstel dat de wederpartij ruim van te voren is geïnformeerd over het kort geding is misleidend

Inhoudsindicatie

Advocaat handelt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar door in kort geding kort voor de zitting van de cliënt ontvangen stukken over te leggen. De voorzieningenrechter heeft de regie en bepaalt of die stukken al dan niet worden toegelaten. 

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond, waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 4 december 2017

in de zaak 17-742/DB/LI

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagsters

 

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 7 maart 2017 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 12 september 2017 met kenmerk K17-038 , door de raad ontvangen op 13 september 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 oktober 2017 in aanwezigheid van klaagster sub 2, mede namens klaagster sub 1, verweerder en mw. mr K. , klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 12 september 2017, met bijlagen

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Verweerder treedt in een civielrechtelijk geschil betreffende de nakoming van een huurkoopovereenkomst op voor de wederpartij van klaagsters. Verweerder heeft klaagsters namens zijn cliënten bij brief van 2 augustus 2016 gesommeerd om over te gaan tot betaling van de periodieke betalingen ter hoogte van € 4.999,99 en de overeenkomst te ondertekenen bij gebreke waarvan verweerder aankondigde klaagsters in rechte te zullen betrekken.

2.2     Verweerder heeft namens zijn cliënte op 23 januari 2017 een kort geding dagvaarding laten uitbrengen tegen 2 februari 2017. Het restaurant van klaagsters was in de week van 23 januari 2017 gesloten. Klaagster sub 2 heeft de dagvaarding op 27 januari 2017 om 17.00 uur, bij het openen van het restaurant, in de brievenbus aangetroffen.

23.     De advocaat van klaagsters heeft bij brief van 30 januari 2017, wegens verhindering van de directie van klaagster sub 1 op 2 februari 2017 en onder opgave van verhinderdata, aan de rechtbank om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Verweerder heeft bij brief van 31 januari 2017 aan de rechtbank verzocht de zittingsdatum van 2 februari 2017 te handhaven. Verweerder schreef onder meer het volgende: “Door de eisende partijen is kort geding ruim van tevoren aangekondigd en (klaagster) heeft hierop niet gereageerd. Eisende partijen hebben conform de vormvoorschriften gehandeld.” Verweerder heeft voor het geval er toch een andere zittingsdatum zou worden bepaald zijn verhinderdata vermeld. De rechtbank heeft op 1 februari 2017 aan de advocaat van klaagsters bericht dat er geen nieuwe datum voor de mondelinge behandeling zou worden bepaald.

 

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder is overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen zonder de wederpartij (klaagsters) hiervan vooraf in kennis te stellen en zonder enige vorm van vooroverleg;

2.    verweerder bewust feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist dat die onjuist waren;

3.    verweerder niet de zorg in acht genomen heeft die hij in acht had behoren te nemen tegenover klaagsters;

4.    verweerder zich onnodig grievend over klaagsters heeft uitgelaten.

 

4          VERWEER

4.1      Klagers zijn op 2 februari 2017 bij de mondelinge behandeling in kort geding verschenen en hebben derhalve geen belang bij de eerste twee onderdelen van de klacht. Klaagsters dienen daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.2      Verweerder heeft klaagsters namens zijn cliënten bij brief van 2 augustus 2016 in gebreke gesteld en rechtsmaatregelen aangekondigd. Op grond van het Procesreglement bestaat er geen verplichting om de verhinderdata van de wederpartij op te vragen. Voor zover de verhinderdata op het aanvraagformulier als verhinderdata van partijen staan vermeld is dit te wijten aan het computersysteem van de rechtbank. Dit kan verweerder niet worden tegengeworpen.

4.3      Verweerder heeft de in de wet genoemde reguliere dagvaardingstermijn in acht genomen. Deze mag geacht worden voldoende tijd voor beraad te hebben gegeven. Bovendien waren klaagsters met hun gemachtigde bij het kort geding aanwezig en hebben zij aldaar hun verdediging ten volle kunnen uitvoeren. Klaagster sub 2 heeft voorts voor de zitting een uitgebreide pleitnota opgesteld. Klaagsters hebben geen gemotiveerd uitstelverzoek gedaan en ter zitting geen opmerking gemaakt over de afwijzing.

4.4      Het verwijt dat het kort geding ‘redelijk recent’ zou zijn aangekondigd is niet juist. Er is juist gesteld dat het kort geding ruim van tevoren is aangekondigd.

4.5      Verweerder heeft gehandeld in het belang van zijn cliënten en binnen de grenzen van het procesrecht. De rechter heeft hierover geoordeeld. Klaagsters werden ter zitting vertegenwoordigd door een gemachtigde. Klaagsters hadden kunnen klagen over de gang van zaken of een wrakingsverzoek kunnen indienen. De executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Eventueel kan een executie kort geding worden gestart.

4.6      Verweerder kan zich niet herinneren (noch voorstellen) klaagsters te hebben aangesproken, dan wel te hebben betiteld als “oplichters, bedriegers en dergelijke” en betwist dit dan ook. Het is een feit dat de cliënten van verweerder zich opgelicht en bedrogen voelden. Het kan zo zijn dat verweerder daarover een opmerking heeft gemaakt. Dit betrof enkel een weergave van de gevoelens van de cliënten van verweerder.

 

5          BEOORDELING

5.1      Verweerder beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van klaagsters wegens het ontbreken van een belang. De raad volgt verweerder hierin niet. De omstandigheid dat klaagsters uiteindelijk ter zitting zijn verschenen betekent niet dat zij geen belang hebben bij de klacht. De raad ziet geen aanleiding klaagsters niet-ontvankelijk te verklaren in hun klacht.

5.2      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klagers) nodeloos worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdeel 1  

5.3     Vast staat dat verweerder klaagsters op 23 januari 2017 in kort geding heeft gedagvaard zonder voorafgaand overleg en zonder hen om verhinderdata te vragen. Ingevolge het bepaalde in gedragsregel 9 is een advocaat verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen, zijn wederpartij van zijn voornemen kennis te geven, waarbij hij in beginsel een redelijke tijd voor beraad dient te geven en waar redelijkerwijs mogelijk overleg te voeren over het tijdstip van de behandeling van een zaak. Verweerder stelt dat hij klaagsters middels zijn brief van 2 augustus 2016 ruim van tevoren op de hoogte heeft gesteld van het kort geding. Klaagsters betwisten de brief van 2 augustus 2016 te hebben ontvangen. Wat hiervan ook moge zijn, de brief van 2 augustus 2016 bevatte enkel een sommatie en een aankondiging van algemene aard tot het treffen van rechtsmaatregelen, welke niet kan worden gezien als de in gedragsregel 9 bedoelde kennisgeving. Verweerder heeft voorts nagelaten klaagsters een redelijke termijn voor beraad te geven noch heeft hij met hen overleg gevoerd over de datum van de behandeling van de zaak dan wel verhinderdata opgevraagd. Klaagsters zijn door het handelen dan wel nalaten van verweerder bemoeilijkt in de voorbereiding van het kort geding. Verweerder heeft aldus de belangen van klaagsters nodeloos benadeeld, waarvan hem tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken. Klachtonderdeel 1 is gegrond.

Ad onderdeel 2 

5.4     Verweerder heeft in zijn reactie dd. 31 januari 2017 op het verzoek om uitstel van klaagsters aan de rechtbank geschreven dat het kort geding ruim van te voren is aangekondigd. Verweerder heeft hiermee de suggestie gewekt dat hij het kort geding voorafgaand aan de dagvaarding heeft aangekondigd. Een sommatie en algemeen aankondiging tot het treffen van rechtsmaatregelen kan niet worden gezien als een concrete aankondiging van het kort geding. Verweerder heeft de rechtbank aldus misleidende informatie verschaft. Dat verweerder aan zijn reactie aan de rechtbank de woorden ruim van te voren heeft toegevoegd maakt dit niet anders. Het tweede onderdeel van de klacht is eveneens gegrond.

          Ad onderdeel 3

5.5     Dit onderdeel heeft betrekking op het overleggen van stukken tijdens de kort geding zitting zonder hiervan voorafgaand aan dan wel ter zitting een afschrift aan klaagsters te verstrekken. Verweerder heeft ter zitting van de raad naar voren gebracht dat hij de betreffende stukken kort voor de zitting van zijn cliënten had ontvangen en derhalve geen afschrift aan klaagsters heeft kunnen doen toekomen. Vast staat dat verweerder ter zitting een stuk heeft overgelegd wat hij kort voor de zitting van zijn cliënten had ontvangen. De raad is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden en gelet op het spoedeisende karakter van een kort geding verweerder hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken valt. Het is de voorzieningenrechter die tijdens een mondelinge behandeling in kort geding de procesorde bepaalt en beslist of stukken al dan niet nog worden toegelaten. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel 3 is ongegrond.

          Ad onderdeel 4

5.6     De opvattingen van partijen over hetgeen ter zitting door verweerder is gezegd lopen uiteen, zodat door de raad niet kan worden vastgesteld of het verweten handelen heeft plaatsgevonden. Het vierder onderdeel van de klacht is ongegrond.

 

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan /haar vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die [klager/klaagster] in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00  aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft moeten maken, vastgesteld op € 50,00 , binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2017.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2017

 

verzonden aan:

-            klaagsters

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klaagsters

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg      

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl