Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2157
Zaaknummer
6062
Inhoudsindicatie
Deken behoeft geen advocaat aan te wijzen nadat deken eerder een advocaat had aangewezen.
Uitspraak
5 augustus 2011
No. 6062
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het beklag van
klager
tegen:
De Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden,
de deken.
1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet
Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 31 maart 2011 heeft de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, verder te noemen ‘de deken’, op dit verzoek beslist. In een klaagschrift gedateerd 29 april 2011 heeft klager zich beklaagd over de door de deken genomen beslissing van 31 maart 2011, daartoe stellende dat de in de brief van de deken genoemde mr. X. nog niet naar klager toe heeft gereageerd en ook geen contact heeft opgenomen met mr. Y., die de belangen van klager heeft behartigd. Klager stelt dat de deken hem een advocaat heeft onthouden.
2. Het geding bij het hof
2.1 Het klaagschrift is op 29 april 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- antwoordmemorie van de deken.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 10 juni 2011, waar zijn verschenen klager en stafjurist van de deken.
3. De feiten
3.1 Door klager is, voorzover thans van belang, bij schrijven van 12 december 2010, de deken verzocht om toevoeging van een advocaat terzake van diverse geschillen, te weten, kort gezegd, executiegeschillen terzake van beslag kinderalimentatie en dwangsommen, verrekening huwelijkse voorwaarden, herroeping tussenvonnis, en schade-staatprocedure naar aanleiding van een arrest van het hof te ‘s-Gravenhage van 8 september 2009. Uit de door mr. Y. aan de deken verstrekte informatie blijkt dat terzake vier toevoegingen zijn verleend. Klager vermeld in zijn schrijven van 12 december 2010 overigens vijf toevoegingsnummers en wel 3GA7113, 3GA7133, 3GA7127, 3GA7122 en 3GA7129. Mr. Y. is in verband met haar gezondheidstoestand niet in staat in deze zaken de belangen van klager te behartigen. De deken heeft mr. X., kantoorhoudende te …., bereid gevonden om de belangenbehartiging van mr. Y. over te nemen en klager ook op basis van de door mr. Y. verkregen toevoegingen te adviseren en bij te staan. De deken heeft daarop mr. X. ex artikel 13 Advocatenwet aangewezen als advocaat. In zijn brief van 31 maart 2011 heeft de deken klager geschreven dat hij zich voor het maken van een afspraak kon wenden tot mr. X.. Ter zitting van het hof heeft klager verklaard dat niet te hebben gedaan.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 13 lid 3 van de Advocatenwet staat alleen beklag bij het hof van discipline open tegen de beschikking van de deken die een afwijzing van het verzoek een advocaat aan te wijzen inhoudt. Ten deze is door de deken bij beschikkende brief van 31 maart 2011 het verzoek van klager toegewezen door mr. X. ex artikel 13 Advocatenwet als advocaat aan te wijzen. Klager is dan ook niet- ontvankelijk in zijn beklag. Dat mr. X. geen contact met hem heeft opgenomen maakt dat niet anders, Het hof merkt daarbij op dat de deken klager er uitdrukkelijk op heeft gewezen dat deze zich voor een afspraak tot mr. X. kon wenden.
Voor zover klager heeft willen betogen dat in deze niet gesproken kan worden van een aanwijzing door de deken ex artikel 13 Advocatenwet, omdat mr. X. niet onvoorwaardelijk gehouden is de belangen van klager conform diens wensen te behartigen, maar daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid als advocaat houdt, getuigt dit van een onjuiste rechtsopvatting en verhoudt dit zich niet met de voor de advocaat geldende gedragsregels, waarbij het hof met name verwijst naar gedragsregel 9, Gedragsregels 1992.
5. De beslissing
Het hof
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 31 maart 2011 .
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, C.A.M.J. Raymakers, W.F. van Zant, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2011.