Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-07-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:142
Zaaknummer
170111
Inhoudsindicatie
De deken heeft op goede gronden geweigerd aan klagers verzoek tot het andermaal aanwijzen van een advocaat te voldoen. Vooropgesteld, er is een advocaat die klagers wil bijstaan in de bodemprocedure. De omstandigheid dat klagers het niet eens zijn met de wijze waarop deze advocaat de zaak behandelt (in dit geval de weigering om in deze procedure een wrakingsverzoek in te dienen), levert op zich zelf geen grond op voor aanwijzing van een andere advocaat. In dit geval heeft de deken, uit oogpunt van zorgvuldigheid, eerder mr. H als advocaat aangewezen en hij heeft specifiek onderzocht of mr. K op goede gronden het verzoek van klagers heeft geweigerd. Mede op basis van het ondezoek dat mr. H heeft uitgevoerd, is hij tot de conclusie gekomen dat hiij geen aanleiding zag voor het indienen van het wrakingsverzoek. Ten onrechte menen klagers dat een (aangewezen) advocaat verplicht is het wrakingsverzoek namens klagers te ondertekenen. Een advocaat heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Nu klagers geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben gesteld die aanleiding zouden kunnen zijn voor een nieuwe beoordeling van hun verzoek, heeft het hof het beklag als ongegrond afgewezen.
Uitspraak
Beslissing
van 10 juli 2017
in de zaak 170111
naar aanleiding van het beklag van:
klagers
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klagers hebben bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij beslissing van 16 maart 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 30 maart 2017 hebben klagers zich beklaagd over het feit dat de deken hun verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 4 april 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van klagers aan het hof van 6 april 2017;
- de brief van klagers aan het hof van 27 april 2017;
- de brief van de deken aan het hof van 11 mei 2017.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan.
3.2 Klagers hebben een procedure lopen bij het Gerechtshof-Leeuwarden.
Op 23 februari 2017 heeft in deze procedure een zitting plaatsgevonden, waarbij klagers bijgestaan werden door mr. K.
3.3 Na de zitting hebben klagers een wrakingsverzoek ingediend bij dit gerechtshof. Bij brief van 1 maart 2017 heeft de griffer van dit gerechtshof klagers bericht dat een wrakingsverzoek uitsluitend kan geschieden door tussenkomst van een advocaat en dit verzuim uiterlijk 17 maart 2017 moet zijn hersteld.
3.4 Per mail van 3 maart 2017 heeft mr. K klagers laten weten het wrakingsverzoek niet te zullen ondertekenen, omdat hij daar inhoudelijk niet achter staat. Mr. K heeft daarbij opgemerkt dat dit niet inhoudt dat hij klagers niet (langer) kan bijstaan in de onder 3.2 bedoelde procedure.
3.5 Bij brief van 5 maart 2017, gericht aan het Bureau van Orde te Amsterdam welke brief na doorzending eerst op 13 maart 2017 door de deken is ontvangen, hebben klagers de deken verzocht een advocaat aan te wijzen om het wrakingsverzoek te ondertekenen en bij het gerechtshof in te dienen.
3.6 Bij brief van 14 maart 2017 heeft de deken mr. H aangewezen om te beoordelen of hij daartoe bereid was.
3.7 Bij brief van 15 maart 2017 heeft mr. H aangegeven dat hij geen aanleiding zag voor het indienen van het wrakingsverzoek.
3.8 Vervolgens hebben klagers per mail van 16 maart 2017 de deken bericht dat de deken niet aan hun verzoek heeft kunnen voldoen en hen het recht op wraking is ontnomen.
3.9 De deken heeft deze mail kennelijk als een vernieuwd verzoek tot aanwijzing opgevat en dit verzoek bij beslissing van 16 maart 2017 afgewezen.
3.10 Bij brief van 30 maart 2017 hebben klagers zich bij dit hof beklaagd over deze beslissing.
4 BEOORDELING
4.1 Het hof overweegt het volgende.
4.2 De deken heeft op goede gronden geweigerd aan klagers verzoek tot het andermaal aanwijzen van een advocaat te voldoen. Vooropgesteld, er is een advocaat die klagers wil bijstaan in de bodemprocedure. De omstandigheid dat klagers het niet eens zijn met de wijze waarop deze advocaat de zaak behandelt (in dit geval de weigering om in deze procedure een wrakingsverzoek in te dienen), levert op zich zelf geen grond op voor aanwijzing van een andere advocaat.
4.3 In dit geval heeft de deken, uit oogpunt van zorgvuldigheid, eerder mr. H als advocaat aangewezen en hij heeft specifiek onderzocht of mr. K op goede gronden het verzoek van klagers heeft geweigerd. In dit verband heeft mr. H mr. K naar zijn ervaring ter zitting gevraagd, welke ervaring mr. K in zijn mail van 15 maart 2017 aan mr. H nader heeft toegelicht. Mede op basis van dit onderzoek is mr. H tot de conclusie met een daarbij horende motivering gekomen dat hij geen aanleiding zag voor het indienen van het wrakingsverzoek.
4.4 Ten onrechte menen klagers dat een (aangewezen) advocaat verplicht is het wrakingsverzoek namens klagers te ondertekenen. Een advocaat heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid.
4.5 Nu klagers geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben gesteld die aanleiding zouden kunnen zijn voor een nieuwe beoordeling van hun verzoek, wijst het hof het beklag af als ongegrond.
4.6 Voor zover klagers in hun klaagschrift hebben beoogd een klacht in te dienen tegen de behandelend dan wel aangewezen advocaat overweegt het hof dat voor een behandeling van een dergelijke klacht in het kader van deze procedure geen plaats is.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klagers tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 16 maart 2017 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, C.A.M.J. Raymakers, M.L. Weerkamp en G.R.J. de Groot, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 10 juli 2017.