Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-08-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:162
Zaaknummer
170144
Inhoudsindicatie
Art. 13-beklag
Inhoudsindicatie
Met de deken is het hof van oordeel dat uit de door klaagster overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat klaagster enige vordering heeft op enige (rechts)persoon of (rechts)personen in verband met de nalatenschap van haar ouders. Het is daarom niet gebleken dat klaagster de bijstand van een advocaat nodig heeft. De deken had daarmee gegronde reden om het verzoek van klaagster af te wijzen. Volgt ongegrondverklaring van de klacht.
Uitspraak
Beslissing
van 28 augustus 2017
in de zaak 170144
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klaagster heeft bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 28 april 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 9 mei 2017 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 11 mei 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de reactie op het beklagschrift van de deken van 2 juni 2017, binnengekomen ter griffie van het hof op 6 juni 2017;
- een schrijven van klaagster van 8 juni 2017, binnengekomen bij de griffie van het hof per email op 9 juni 2017 en per post op 12 juni 2017; en
- een (tweede) schrijven van klaagster van 8 juni 2017, binnengekomen bij de griffie van het hof per email op 9 juni 2017 en per post op 13 juni 2017.
2.3 De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 26 juni 2017.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan.
3.2 Klaagster heeft bij brief van 26 februari 2017 aan de deken een nadere toelichting gegeven op haar al eerder aan de deken gedane verzoek om haar op de voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat toe te wijzen. Het probleem betreft volgens klaagster de erfenis van haar ouders, waaronder J IJ en J B, waarin zij en haar broer gerechtigd zijn en die volgens klaagster nog (gedeeltelijk) onverdeeld is. Volgens klaagster staan eigendommen die afkomstig zijn uit de nalatenschap ten onrechte op naam van een derde.
3.3 De deken heeft het verzoek bij beslissing van 28 april 2017 afgewezen. Hij schrijft dat uit de door klaagster aangeleverde stukken niet kan worden afgeleid welke vordering(en) klaagster meent te hebben op door haar genoemde personen of op de door haar genoemde kluwen van notarissen. Uit de stukken blijkt dat een derde percelen uit de […] heeft verkregen, maar geenszins blijkt dat dat op onrechtmatige wijze is gebeurd, aldus de deken. Daarmee is volgens de deken niet gebleken dat klaagster enige vordering heeft waarvoor zij de bijstand van een advocaat nodig heeft.
4 BEOORDELING
4.1 Het hof stelt voorop dat de rechtzoekende die niet zelf (tijdig) een advocaat bereid kan vinden hem of haar bij te staan in een zaak waarin bijstand door een advocaat is voorgeschreven, zich tot de deken kan wenden met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een dergelijk verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen.
4.2 Klaagster schrijft in haar beklag dat het niet alleen gaat om onroerend goed, maar ook om effectenportefeuilles en verzekeringspolissen uit de onverdeelde nalatenschap en op haar naam. De deken heeft onder meer een onderzoek bij de Belastingdienst naar de onverdeelde nalatenschappen van haar grootouders, en een eigendomsverkrijging van klaagster niet vermeld, aldus klaagster.
4.3 De deken heeft in zijn reactie van 2 juni 2017 alle stukken die klaagster hem ter hand had gesteld, overgelegd, en verder verwezen naar zijn afwijzende beslissing van 28 april 2017.
4.4 Onder die – soms tientallen jaren oude - stukken bevinden zich onder meer brieven van de Belastingdienst die geen verdere informatie bevatten. Verder onder meer een aantal “gezinsoverzichten” van de familie van klaagster, verschillende gegevens uit het handelsregister betreffende verschillende vennootschappen, enkele (delen van) notariële leveringsakten, hypotheekakten en notariële koopovereenkomsten, enkele stukken van de […] en de […], een successieaangifte met bijlagen uit 1959, en tenslotte een verslag van een gesprek dat klaagster kennelijk op 2 september 2016 heeft gevoerd met een notariskantoor in Amsterdam. Blijkens dit verslag heeft het gesprek, dat volgens het verslag ten doel had: duidelijkheid verkrijgen over de situatie van klaagster en de positie van de notaris daarbij, niets opgeleverd.
4.5 Met de deken is het hof van oordeel dat uit deze stukken niet kan worden afgeleid dat klaagster enige vordering heeft op enige (rechts)persoon of (rechts)personen in verband met de nalatenschap van haar ouders. Het is daarom niet gebleken dat klaagster de bijstand van een advocaat nodig heeft. De deken had daarmee gegronde reden om het verzoek van klaagster af te wijzen.
4.6 Het beklag tegen de afwijzende beslissing van de deken moet daarom ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 28 april 2017 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en A.B.A.P.M. Ficq, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 28 augustus 2017.