Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:209
Zaaknummer
170223
Inhoudsindicatie
Art. 13 Advocatenwet-beklag
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat de deken op goede gronden het verzoek van klager heeft afgewezen. De deken heeft immers een advocaat aangewezen om klager bij te staan. Klager heeft geen enkele steekhoudende grond aangevoerd waarom hij van de diensten van deze advocaat geen gebruik zou kunnen maken. Bovendien werpt klager bij voorbaat en eveneens ongegrond bezwaren op tegen alle advocaten in Noord-Nederland. Deze beide omstandigheden leveren gegronde redenen op om het verzoek van klager af te wijzen. Volgt ongegrondverklaring van het beklag.
Uitspraak
Beslissing
van 30 oktober 2017
in de zaak 170223
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, verder te noemen ‘de deken’, op 17 juli 2017 een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 20 juli 2017 heeft de deken dit verzoek van klager afgewezen. Bij brief van 21 juli 2017 heeft klager zich beklaagd over die beslissing van de deken.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 21 juli 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van klager van 28 juni 2017;
- de e-mail van klager van 4 juli 2017;
- de brief van de deken van 5 juli 2017;
- de brief van de deken van 20 juli 2017;
- de e-mail van klager van 30 juli 2017;
- de e-mail van klager van 1 augustus 2017;
- de e-mail van klager van 2 augustus 2017;
- de e-mail van klager van 5 augustus 2017;
- de brief van de deken van 17 augustus 2017;
- de e-mail van klager van 20 september 2017.
2.3 De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 22 september 2017.
3 BEOORDELING
3.1 Klager heeft in diverse e-mails aan de deken om aanwijzing van een advocaat verzocht in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder en de eventuele benoeming van een vereffenaar. Bij brief van 14 juni 2017 heeft de deken mr. S aangewezen om klager juridische bijstand te verlenen. Bij e-mail van 17 juni 2017 aan mr. S en aan de deken heeft klager, voordat hij mr. S had ontmoet, bericht dat hij op voorhand geen vertrouwen heeft in mr. S en dat hij de deken verzoekt een andere advocaat aan te wijzen. Mr. S heeft daarop bij brief van 19 juni 2017 aan de deken laten weten zijn dossier te sluiten. De deken heeft op 20 juni 2017 aan klager bericht dat hij een herhaald verzoek om aanwijzing van een advocaat niet in behandeling zal nemen. Klager heeft bij brief van 28 juni 2017 aan het hof bericht dat hij daartegen bezwaar maakt, waarop de griffie van het hof hem op 3 juli 2017 heeft bericht dat klager de schriftelijke afwijzing door de deken moet overleggen.
3.2 Bij brief van 17 juli 2017 aan de deken heeft klager om een nieuwe aanwijzing van een advocaat verzocht ter vervanging van mr. S. Hij vermeldt daarbij dat hij mr. S afwijst wegens “incompetent optreden” en dat hij “alle noordelijke advocaten zonder opgave van redenen een contactverbod oplegt”. De deken heeft op 20 juli 2017 dit verzoek afgewezen op grond dat klager zonder mr. S gesproken te hebben geen gebruik wil maken van diens diensten en op grond van de mededeling van klager dat hij alle noordelijke advocaten een contactverbod oplegt; de deken stelt dat hij alleen een advocaat in Noord-Nederland kan aanwijzen.
Tegen die beslissing is het onderhavige beklag gericht. Het beklag bevat een lange reeks in forse bewoordingen gestelde bezwaren tegen de orde, de deken, (noordelijke) advocaten en anderen.
3.3 Artikel 13 lid 2 van de advocatenwet bepaalt dat de deken een verzoek tot aanwijzing
van een advocaat alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen.
3.4 Het hof is van oordeel dat de deken op goede gronden het verzoek van klager heeft afgewezen. De deken heeft immers op 14 juni 2017 een advocaat aangewezen om klager bij te staan. Klager heeft geen enkele steekhoudende grond aangevoerd waarom hij van de diensten van deze advocaat geen gebruik zou kunnen maken. Bovendien werpt klager bij voorbaat en eveneens ongegrond bezwaren op tegen alle advocaten in Noord-Nederland. Deze beide omstandigheden leveren gegronde redenen op om het verzoek van klager af te wijzen. Het beklag zal mitsdien ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 20 juli 2017 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, G.J.L.F. Schakenraad en J.H.J.M. Mertens-Steeghs, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 30 oktober 2017.