Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-04-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:131
Zaaknummer
7405
Inhoudsindicatie
Deken niet gehouden een advocaat aan verzoekers aan te wijzen, omdat zij inmiddels zelf een advocaat hadden gevonden. Beklag ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 24 april 2015
in de zaak 7405
naar aanleiding van het beklag van:
verzoekers
tegen:
De Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Verzoekers hebben bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 9 januari 2015 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 30 januari 2015 hebben verzoekers zich beklaagd over het feit dat de deken hun verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 2 februari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken gewisseld tussen de deken en verzoekers;
- de antwoordmemorie van de deken.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 30 maart 2015, waar klagers en de deken zijn verschenen. Klagers hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben verzoekers meegedeeld zelf een advocaat te hebben gevonden die hen bijstaat in de kwestie waarvoor zij aan de deken aanwijzing van een advocaat hadden gevraagd.
Dit brengt met zich dat het belang van verzoekers bij de aanwijzing van een advocaat is vervallen, dat het beklag reeds op die grond ongegrond dient te worden verklaard en de afwijzingsgronden van de deken geen nadere bespreking behoeven.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van verzoekers tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 9 januari 2015 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, G.J.S. Bouwens, I.E.M. Sutorius en T.H. Tanja-van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2015.