Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-10-2016
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2016:196
Zaaknummer
160192
Inhoudsindicatie
Art. 13 Aw - Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van het Hof Den Haag door het arrest van het Hoge Raad van 8 april 2016 onherroepelijk is geworden. De herroepingstermijn is inmiddels ruimschoots verstreken. Dit brengt met zich dat het beklag van klager reeds op deze grond moet worden afgewezen. Klagers doel, de herroeping van de bestreden beslissing vernietiging van het kort gedingvonnis, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden. Volgt ongegrond verklaring van het beklag.
Uitspraak
Beslissing
van 31 oktober 2016
in de zaak 160192
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 11 juli 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 11 juli 2016 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 12 juli 2016 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- het schrijven van klager van 13 juli 2016;
- het schrijven van klager van 21 juli 2016;
- het schrijven van klager van 25 juli 2016;
- het schrijven van klager van 27 juli 2016;
- het schrijven van klager van 29 juli 2016;
- het verweerschrift van de deken van 8 augustus;
- het schrijven van klager van 11 augustus 2016; en
- het schrijven van klager van 15 augustus 2016.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan:
3.2 Klager wenst een advocaat toegewezen te krijgen die klager kan helpen bij het herroepen van de uitspraak van het Hof Den Haag van 4 november 2014, dan wel tegen de daarop volgende uitspraak van de Hoge Raad in die zaak van 8 april 2016.
3.3 Bij brief van 23 juni 2016 heeft de deken op de voet van art. 13 lid 1 Advocatenwet mr. B als advocaat aangewezen aan klager. Daaraan heeft de deken de in zijn brief vermelde voorwaarden verbonden.
3.4 Bij brief van 6 juli 2016 heeft de aangewezen advocaat bericht dat zij geen mogelijkheden ziet om de uitspraak te herroepen, onder meer omdat het haar voorkomt dat art. 44 WAO terecht werd toegepast.
3.5 Klager heeft vervolgens de deken verzocht nogmaals een advocaat aan te wijzen. Dit verzoek is door de deken bij brief van 11 juli 2016 afgewezen. Tegen die beslissing wordt opgekomen.
4 BEOORDELING
4.1 Het hof vast dat de beslissing van het Hof Den Haag door het arrest van het Hoge Raad van 8 april 2016 onherroepelijk is geworden. De wet eist dat binnen drie maanden na de onherroepelijkheid een vordering tot herroeping worden ingediend. Uit onder meer mailberichten gedateerd 20 en 21 juni 2016 van klager gericht aan de deken blijkt dat klager ook bekend was met die (fatale) termijn. Deze termijn is inmiddels ruimschoots verstreken. Dit brengt met zich mee dat, wat er ook zij van de door de klager aangevoerde bezwaren tegen de beslissing van de deken, het beklag van klager reeds op deze grond moet worden afgewezen. Klagers doel, de herroeping van de bestreden beslissing vernietiging van het kort gedingvonnis, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 11 juli 2016 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.L.J.C. van Emden-Geenen en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 31 oktober 2016.