Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:224

Zaaknummer

160194

Inhoudsindicatie

Beklag ex artikel 13 Advocaten. Ongegrond. Klaagster heeft geen belang bij haar verzoek om aanwijzing van een advocaat voor het instellen van hoger beroep omdat de hoger beroeptermijn ruimschoots is verstreken.

Uitspraak

Beslissing

van 2 december 2016   

in de zaak 160194

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

    Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het [arrondissement], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 17 mei 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 27 juni 2016 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 29 juni 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

    -    de brief van klaagster van 8 juli 2016;

    -    de brief van de deken van 6 september 2016;

    -    het e-mailbericht van klaagster van 4 oktober 2016;

    -    het e-mailbericht van de deken van 10 oktober 2016.

2.3    De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 10 oktober 2016.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    Bij brief van 12 mei 2016 heeft klaagster de deken gevraagd haar een advocaat aan te wijzen voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 23 februari 2016, waarbij de vorderingen van klaagster zijn afgewezen.

3.3    In zijn brief van 17 mei 2016, verzonden per e-mail, heeft de deken het verzoek om een advocaat aan te wijzen afgewezen op de grond dat hij in 2014 eenzelfde verzoek van klaagster op grond van dezelfde voorgeschiedenis als thans aan de orde heeft afgewezen, tegen welke beslissing klaagster tevergeefs beklag heeft gedaan bij het hof (HvD 7 november 2014, 7283). Daarnaast heeft de deken aangegeven het hoger beroep kansloos te achten omdat klaagster partijen in rechte heeft betrokken waarvan niet is gebleken dat zij aansprakelijk zijn jegens klaagster.

3.4    In haar brief van 27 juni 2016 beklaagt klaagster zich over het feit dat de deken geweigerd heeft een deken aan te wijzen voor het instellen van hoger beroep.

3.5    Op 23 mei 2016 is de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank verstreken. Klaagster heeft geen hoger beroep ingesteld.

4    BEOORDELING

Klaagster verzoekt om aanwijzing van een advocaat voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 23 februari 2016. De hoger beroep termijn is inmiddels ruimschoots verstreken, zodat geen hoger beroep meer kan worden ingesteld. Dit brengt met zich mee dat, wat er ook zij van de door de klaagster aangevoerde bezwaren tegen de beslissing van de deken, het beklag van klaagster reeds op grond van het ontbreken van belang bij de aanwijzing moet worden afgewezen.

   

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het [arrondissement] van 17 mei 2016 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.B.H. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. J.S.W. Holtrop, A.J. Louter, H.J. de Groot en F.A.M. Knüppe, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2016.

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 2 december 2016.